ECLI:NL:GHARL:2024:4649

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
Wahv 200.337.670/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Pullens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorplicht en recht om gehoord te worden in administratief beroep bij verkeerssanctie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een sanctie van € 250,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het negeren van een rood verkeerslicht op 28 februari 2023. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, stelde dat hij ten onrechte niet was gehoord door de officier van justitie, wat volgens hem een schending van zijn recht om gehoord te worden betekende. De kantonrechter had eerder het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

Het hof heeft de procedure en de argumenten van de gemachtigde van de betrokkene zorgvuldig beoordeeld. Het hof oordeelde dat de inleidende beschikking voldoende informatie bevatte over het recht om gehoord te worden en de wijze waarop dit recht kon worden geëffectueerd. De betrokkene had in het administratief beroep geen expliciete aanvraag gedaan om gehoord te worden, maar had enkel zijn telefoonnummer opgegeven. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van schending van het recht om gehoord te worden, aangezien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn had aangegeven dat hij gebruik wilde maken van dit recht.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Dit arrest benadrukt het belang van duidelijke communicatie in inleidende beschikkingen en de verantwoordelijkheden van betrokkenen in administratieve procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.337.670/01
CJIB-nummer
: 256136606
Uitspraak d.d.
: 15 juli 2024
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 24 januari 2024, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

gevestigd te [vestigingsplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. N.G.A. Voorbach, kantoorhoudende te Zoetermeer.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Op 21 juni 2024 is nog een nader schriftelijk standpunt van de advocaat-generaal ontvangen. Een afschrift daarvan is aan de gemachtigde toegestuurd.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 250,- voor: “doorgaan bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat”. Deze gedraging zou zijn verricht op 28 februari 2023 om 17:35 uur op de Dorpstraat - ter hoogte van huisnr. 49 - in Zwaag met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie, zodat het bedrag van de sanctie met 25% dient te worden gematigd. Anders dan de kantonrechter heeft geoordeeld is de conclusie dat de betrokkene geen gebruik heeft willen maken van zijn recht om te worden gehoord niet gerechtvaardigd. Dat de betrokkene niet is gehoord is - zo begrijpt het hof de gemachtigde - toe te schrijven aan de omstandigheid dat de tekst op de inleidende beschikking onvoldoende uitdrukt wat dat recht om te worden gehoord bepaaldelijk inhoudt en op welke wijze daar inhoud aan kan worden gegeven. Gevolg is dat de officier van justitie zich niet naar behoren inspant om dit recht te effectueren, aldus de gemachtigde.
3. Uit de stukken blijkt dat de betrokkene in administratief beroep zelf, zonder (professioneel) gemachtigde, heeft geprocedeerd.
4. Ingevolge artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 7, tweede lid, Wahv moet de officier van justitie de indiener van het administratief beroep in de gelegenheid stellen te worden gehoord.
5. Voor zover hier van belang kan ingevolge artikel 7:17, aanhef en onder d, van de Awb van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord.
6. De advocaat-generaal heeft in het verweerschrift vermeld dat vanaf 22 december 2022 in de inleidende beschikking de volgende tekst is opgenomen:
“Wilt u in een gesprek uitleggen waarom u het niet eens bent met de boete? Geef dan uiterlijk [datum] aan dat u gehoord wilt worden. Vermeld uw telefoonnummer in uw beroepschrift. Parket CVOM neemt contact met u op.”
7. Het verweerschrift is in voormeld nader schriftelijk standpunt verduidelijkt door er op
te wijzen dat deze vermelding aldus dient te worden begrepen dat inleidende beschikkingen
die op 22 december 2022 óf later zijn aangemaakt en dientengevolge een dagtekening hebben
van 29 december 2022 óf later de betreffende tekst bevatten.
8. De inleidende beschikking is blijkens het zaakoverzicht gedagtekend 10 maart 2023 en bevat mitsdien de hiervoor weergegeven tekst.
9. Naar het oordeel van het hof wordt met het opnemen in de inleidende beschikking van voormelde passage door de officier van justitie voldoende uitdrukking gegeven aan het in artikel 7:16 van de Awb besloten recht om in het kader van het administratief beroep door de officier van justitie te worden gehoord en de wijze waarop dat recht door de betrokkene kan worden geëffectueerd. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat de advocaat-generaal in het verweerschrift de praktische uitwerking van deze mededeling aldus nader heeft verduidelijkt in die zin dat:
 een betrokkene die onder opgave van een telefoonnummer aangeeft dat hij gehoord wil worden,
zal per brief voor een telefonische hoorzitting worden uitgenodigd;
 een betrokkene die aangeeft dat hij fysiek gehoord wil worden, zal per brief voor een fysieke
hoorzitting worden uitgenodigd;
 een betrokkene die zonder opgave van een telefoonnummer aangeeft dat hij wil worden gehoord,
zal per brief om opgave van een telefoonnummer worden verzocht. Als de betrokkene niet op het
verzoek reageert, wordt hij voor een fysieke hoorzitting uitgenodigd;
 een betrokkene die volstaat met opgave van een telefoonnummer en niet aangeeft dat hij gehoord
wil worden, zal niet door de officier van justitie worden gehoord.
10. Het hof stelt vast dat de betrokkene in dit geval in het kader van het administratief beroep heeft volstaan met de opgave van een telefoonnummer, zonder daarbij aan te geven dat hij wil worden gehoord. Onder die omstandigheden is er geen sprake van schending van het recht om te worden gehoord door de officier van justitie. De aangevoerde grond faalt.
11. Het voorgaande betekent dat het hof de beslissing van de kantonrechter zal bevestigen. Er bestaat geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. Daarom komt het hof niet toe aan het betoog van de gemachtigde dat de in artikel 13a, vijfde lid (het hof begrijpt: derde en vierde lid) van de Wahv neergelegde maatregel, ertoe strekkende dat de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt uitbetaald op de rekening van de betrokkene en dat vorderingen tot deze uitbetaling niet vatbaar zijn voor vervreemding of verpanding, onverbindend is.
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.