ECLI:NL:RBZWB:2025:1040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
BRE 23/10685 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake informatieverzoek over gewasbeschermingsmiddelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 februari 2025 wordt het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 21 oktober 2024 behandeld. In die eerdere uitspraak had de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belang meer had bij een uitspraak over het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 7 februari 2023. Deze aanvraag was gericht aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, met het verzoek om informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de omgeving van haar woning. De Minister had op 21 november 2023 gereageerd, maar zowel opposante als de Minister waren van mening dat deze brief niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kon worden aangemerkt.

De rechtbank heeft het verzet op 12 februari 2025 behandeld, waarbij opposante werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak terecht was, omdat de brief van de Minister als een besluit kan worden beschouwd, waardoor het belang van opposante bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep verviel. De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak. Opposante had in verzet geen nieuwe argumenten aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel konden brengen. De rechtbank wijst erop dat het beroep is terugverwezen naar de Minister voor behandeling als bezwaar, en dat de kwestie van het niet tijdig beslissen niet dichterbij komt door het indienen van verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10685 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 op het verzet van

[opposante], uit [plaats], opposante [1]
(gemachtigde: [gemachtigde]),

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 21 oktober 2024 [2] waarin de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze uitspraak is op 18 november 2024 gerectificeerd. [3]
1.1.
In die uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposante geen belang meer had bij een uitspraak over het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 7 februari 2023. De aanvraag strekte ertoe om de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (hierna: de Minister) te bewegen om informatie met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op percelen in de omgeving van de woning van opposante aan haar te verstrekken. De Minister heeft op 21 november 2023 per brief gereageerd op de aanvraag van opposante. Opposante en de Minister zijn van mening dat deze brief niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. In de uitspraak van 21 oktober 2024 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de brief wél een besluit is. Hiermee kwam het belang van opposante bij een uitspraak op haar beroep wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag te vervallen.
1.2.
De rechtbank heeft het verzet op 12 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft opposante deelgenomen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank van het verzet

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak eerst of in de uitspraak van 21 oktober 2024 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [4] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 21 oktober 2024
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat met de brief van de Minister aan opposante van 21 november 2023 een besluit is genomen op haar aanvraag. Daarmee is gebleken dat opposante geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister. De rechtbank heeft het beroep verwezen naar de minister ter behandeling als bezwaar tegen het besluit van 21 november 2023 op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Omvang van het verzet

5. Opposante is van mening dat met de brief van 21 november 2023 geen besluit is genomen. Opposante stelt dat het besluit is genomen door een niet-bevoegd bestuursorgaan. Voorts is opposante van mening dat de rechtbank ten onrechte de Wet open overheid als grondslag van de aanvraag beschouwt . De grondslag van de aanvraag van opposante zou namelijk artikel 67 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 (hierna: de Verordening) zelf zijn. Ten slotte voert opposante aan recht te hebben op de verschaffing van de verzochte inlichtingen omdat het gaat om milieu-informatie.
Beoordeling van het verzet
6. De rechtbank volgt opposante niet in de stelling dat er geen besluit is genomen. De brief van 21 november 2023 bevat een schriftelijke beslissing die voor opposante een beoogd rechtsgevolg met zich mee heeft gebracht. Er is echter wel sprake van een ondertekeningsgebrek. De ondertekenaar is een medewerker van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) die kennelijk was belast met behandeling van de aanvraag nadat de Minister de aanvraag doorverwees. Nu het verzoek aan de minister was gericht en niet is ondertekend namens de minister, is er op zijn minst een ondertekeningsgebrek. Een dergelijk gebrek kan in de bezwaarprocedure eenvoudig worden hersteld. [5] Deze verzetsgrond slaagt niet.
6.1.
Weliswaar stelt opposante dat de grondslag voor een besluit alleen artikel 67 van de Verordening is en niet de Wet open overheid, doch die stelling kan niet worden gevolgd. In artikel 67 van de Verordening is neergelegd dat producenten, leveranciers, distributeurs, importeurs en exporteurs van gewasbeschermingsmiddelen een verplichting hebben om registers bij te houden. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen deze op verzoek ontvangen. Het verstrekken van deze gegevens aan derde partijen kan vervolgens geschieden overeenkomstig het toepasselijke nationale of Gemeenschapsrecht. De openbaarmaking van deze informatie is niet uniform geregeld in dit artikel van de Verordening. Er is besloten om de openbaarmaking aan te laten sluiten bij de al geldende openbaarmakingsregelingen in de lidstaten van de Europese Unie op grond van toepasselijk nationaal- en Gemeenschapsrecht. Dit betekent dat voor toepassing van artikel 67 van de Verordening gebruik kan worden gemaakt van de Wet open overheid. [6] De stelling van opposante dat artikel 67 van de Verordening directe werking heeft, doet hier niets aan af. Doordat het niet derogeert aan de Wet open overheid, moet de Wet open overheid voorzien in het beoogde doel van artikel 67 van de Verordening.
6.2.
Opposante kan zich hier niet mee verenigen omdat hierdoor de regels van de Wet open overheid een goede werking van artikel 67 van de Verordening in de weg zouden staan. Zo hoeft een bestuursorgaan volgens opposante slechts aan te geven de informatie niet onder zich te hebben, waardoor een verplichting om deze informatie aan opposante te verstrekken ontbreekt. Dit is een inhoudelijk bezwaar dat zich ook richt tegen het inmiddels genomen besluit. Dat vergt een inhoudelijke beoordeling van het inmiddels genomen besluit. Daaraan kwam de rechtbank echter terecht niet meer toe omdat het beroep inzoverre is verwezen om als bezwaar te behandelen. Ook deze verzetsgrond slaagt dus niet.
Conclusie over het verzet
7. Opposante heeft in verzet niets anders aangevoerd dan wat in de hoofdzaak reeds is benoemd in het beroepschrift. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de uitspraak van 21 oktober 2024 onjuist is. Opposante wenst blijkens haar spoedig de informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in haar omgeving krijgen. Het doorzetten van een beroep wegens het niet tijdig beslissen en het handhaven van de stelling dat er geen besluit zou zijn genomen brengt echter een inhoudelijk oordeel over het niet verstrekken van informatie niet dichterbij.. In de uitspraak van 21 oktober 2024 is het beroep terugverwezen naar de Minister om als bezwaar te worden behandeld. Volgens opposante is het bezwaar nog niet verder behandeld.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. De uitspraak van 21 oktober 2024 blijft dan ook in stand.

Beslissing

- De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier. Op 25 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Verordening (EG) nr. 1107/2009

Artikel 67-Bijhouden van registers
1. Producenten, leveranciers, distributeurs, importeurs en exporteurs van gewasbeschermingsmiddelen houden registers bij van de gewasbeschermingsmiddelen die zij produceren, invoeren, uitvoeren, opslaan of op de markt brengen en bewaren die gedurende ten minste vijf jaar. Professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen houden registers bij van de gewasbeschermingsmiddelen die zij gebruiken, met vermelding van de naam van het gebruikte gewasbeschermingsmiddel, het tijdstip en de dosis van de toepassing, alsook het gebied en het gewas waarop het gewasbeschermingsmiddel werd gebruikt, en bewaren die registers gedurende ten minste drie jaar.
Relevante informatie in deze registers stellen zij op verzoek ter beschikking van de bevoegde autoriteit. Derde partijen, zoals de drinkwaterindustrie, detailhandelaars of omwonenden kunnen zich tot de bevoegde instantie wenden met het verzoek toegang tot deze informatie te verkrijgen.
De bevoegde autoriteiten verstrekken toegang tot deze informatie overeenkomstig het toepasselijke nationale of het Gemeenschapsrecht.
Uiterlijk op 14 december 2012 legt de Commissie een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad over de kosten en baten van de traceerbaarheid van de informatie van de gebruiker tot de detailhandelaar over de toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen op landbouwproducten. Indien nodig doet zij dit verslag vergezeld gaan van passende wetgevingsvoorstellen.
2. Producenten van gewasbeschermingsmiddelen oefenen op verzoek van de bevoegde autoriteiten na toelating toezicht uit. Zij stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van de resultaten daarvan.
3. Houders van een toelating verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten alle informatie over het verkoopvolume van gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving inzake statistieken over gewasbeschermingsmiddelen.
4. Uitvoeringsmaatregelen om de uniforme toepassing van de leden 1, 2 en 3 te waarborgen, kunnen overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 79, lid 3, worden vastgesteld.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
4.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Dit staat in artikel 4, vierde lid, van de wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
6.Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:225.