In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 januari 2024, wordt het beroep van meerdere eisers tegen een verleende toestemming aan [bedrijf 1] B.V. voor het veranderen van een bestaande uitweg aan de [adres 1] te [plaats] beoordeeld. De toestemming werd eerder op 12 oktober 2022 verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal, en het bestreden besluit van 11 april 2023 handhaafde deze toestemming. De rechtbank behandelt het beroep dat op 28 november 2023 ter zitting is behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde en enkele andere betrokkenen. Het college werd vertegenwoordigd door mr. M.W.A. Verhaard.
De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van de bezwaren van de eisers. Het college had de bezwaren van enkele eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtstreeks belang bij het besluit zouden hebben. De rechtbank concludeert dat het college dit terecht heeft gedaan, aangezien de betrokken percelen niet ontsluiten op de [straat] en de bewoners geen gevolgen van enige betekenis ondervinden van het bestreden besluit. De rechtbank oordeelt dat de overige bezwaren van de eisers ontvankelijk zijn en gaat vervolgens in op de inhoudelijke beoordeling van de verleende toestemming.
De rechtbank concludeert dat het college de toestemming voor het veranderen van de uitweg heeft mogen verlenen. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een verkeersonveilige situatie en dat de bezwaren van de eisers niet opwegen tegen de belangen van [bedrijf 1]. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.