ECLI:NL:RBZWB:2024:955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_1958
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft met het besluit van 18 oktober 2022 de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 24 oktober 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. Eiser heeft diverse lichamelijke en psychische klachten, maar de rechtbank concludeert dat de medische oordelen van het UWV voldoende onderbouwd zijn. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiser, ondanks zijn klachten, geschikt is voor kantoorwerkzaamheden waarbij hij voldoende mogelijkheden heeft om zijn werkzaamheden te variëren. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om aan de medische oordelen van het UWV te twijfelen, ondanks de bezwaren van eiser.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 24 oktober 2022 rechtmatig is. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders op 9 februari 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1958 ZW

uitspraak van 9 februari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A. Verboven
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 18 oktober 2022 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 24 oktober 2022. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 15 februari 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV, drs. [ naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 24 oktober 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiser is werkzaam geweest als kwaliteitscontroleur, HR-manager en schadebehandelaar. Voordat werk is hij als gevolg van een ongeval op 6 juni 2019 ziekgemeld vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. Na enige verbetering heeft eiser zijn werk weer gedeeltelijk hervat. Vervolgens heeft eiser zich op 17 februari 2022 weer hersteld gemeld voor zijn eigen werk. Op 14 april 2022 heeft eiser zich wederom ziekgemeld, vanwege fysieke en mentale klachten.
Op 11 januari 2023 heeft eiser het UWV in gebreke gesteld. In het primaire besluit heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser beëindigd per 24 oktober 2022. Het bezwaar is in het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat het werk als schadebehandelaar kwaliteitsmanager en personeelszaken als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
[naam 2] heeft eiser op 27 september 2022 op het spreekuur gezien en het dossier van eiser bestudeerd. Tijdens het spreekuur heeft lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden. De arts stelt dat eiser aangeeft geschikt te zijn voor de maatgevende arbeid onder voorwaarde dat hij dit in 10 weken mag opbouwen. Dit is nooit mogelijk geweest en daarom acht eiser zich niet in staat om te werken. Omdat betrokkene nog een onderzoek, een MRI-scan van de hersenen, krijgt, zal dit onderzoek worden afgewacht. Daarna zal eiser bij ongewijzigd ziektebeeld worden overgedragen met een arbeidsdeskundige met als doel dat hij zijn werk zal opbouwen naar volledig herstel. Eiser is volgens de arts per 14 augustus 2022 arbeidsongeschikt voor zijn arbeid door beperkingen die het rechtstreeks gevolg zijn van een medisch objectiveerbare ziekte of gebrek.
Arts heeft op 16 december 2022 een aanvullende rapportage opgesteld. Dit rapport is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam 3] . De arts heeft op 17 oktober 2022 contact gehad met de arbeidsdeskundige. In overleg met de arbeidsdeskundige is de arts tot de conclusie gekomen dat eiser met zijn beperkingen geschikt is voor de maatgevende functie. Toen eiser zich op 17 februari 2022 beter meldde was dit een maand na het derde auto-ongeval in januari 2022.
Verzekeringsarts b&b [naam 4] heeft het dossier bestudeerd en de hoorzitting van 23 januari 2023 bijgewoond. De verzekeringsarts b&b is van mening dat eiser per datum in geding geschikt is voor zijn arbeid. Eiser heeft last van lichamelijke klachten, zoals rug-, been- en nekklachten en hoofdpijnklachten. Hij volgt Cesartherapie met positief resultaat. Ook heeft hij last van cognitieve klachten en black-outs. Deze klachten konden door de neuroloog niet worden verklaard. Ook de MRI heeft geen bijzonderheden opgeleverd en is er geen verder onderzoek geïndiceerd.
Eiser is aangewezen op licht fysiek werk waarbij hij kan afwisselen in houding, zitten, staan en lopen. Na bestudering van de functie omschrijvingen in de arbeidsdeskundige rapportage is er geen overschrijding van de belastbaarheid. Het betreft immers kantoorwerkzaamheden waarbij eiser voldoende mogelijkheden heeft om van houding te veranderen. Ook is er sprake van regelmogelijkheden ten aanzien van zijn taken. Het verdelen van aandacht, herinneren en zelfstandig handelen zijn niet beperkt. Daarnaast stelt de verzekeringsarts b&b dat bij de belastbaarheid van eiser uit moet worden gegaan van de klachten die medisch te objectiveren zijn en dat het niet gaat om hoe eiser de klachten ervaart. Ten aanzien van de stelling dat eiser toegenomen klachten door jicht ervaart, stelt de verzekeringsarts b&b dat het een aandoening is die aanvalsgewijs voorkomt en 1 tot 3 weken kan duren. Daarnaast kan extra bewegen geen kwaad en is het advies om als de klachten minder worden weer te bewegen. Schroefbewegingen komen in de functie van eiser niet voor.
Ten aanzien van het standpunt dat eiser de indruk heeft dat het UWV te veel waarde hecht aan de Periodieke evaluatie van de bedrijfsarts van ArboNed stelt de verzekeringsarts b&b dat eiser zich in februari 2022 zelf hersteld heeft gemeld. De ervaren klachten en belemmeringen zijn voldoende aan de orde gesteld. Daarnaast heeft er een uitgebreide en op de klant gericht onderzoek plaatsgevonden.
De stelling dat er beperkingen moeten worden aangenomen voor het bedienen van een toetsenbord en het hanteren van een muis vanwege jicht kan de verzekeringsarts b&b niet volgen nu eiser voor de klachten al medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Verder is bekend dat een jichtaanval binnen 1 tot 3 weken hersteld, waardoor er in oktober 2022 al sprak was van herstel. Er is niet gebleken dat er op de datum in geding sprake was van een jichtaanval. Ook ten aanzien van het syndroom van Tietze/Costochondritis is er geen aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen. Er is geen overschrijding van de belastbaarheid van eiser, waardoor hij geschikt is voor zijn arbeid.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV onvoldoende heeft meegenomen dat eiser in januari 2022 een auto-ongeval heeft gehad. Dit heeft geleid tot een toename van de klachten die door de bedrijfsarts onvoldoende zijn onderkend. Het lijkt erop dat de verzekeringsartsen zich te veel hebben laten leiden door de arbeidsdeskundige rapportage van 21 april 2020. Dit rapport is erg gedateerd. Ook is er ten onrechte veel waarde gehecht aan de Periodieke evaluatie van ArboNed van 10 mei 2022.
Uit eisers wens terug te keren in zijn eigen werk moet niet de conclusie worden getrokken dat hij zich hersteld achtte. Of eiser daadwerkelijk (volledig) arbeidsgeschikt zou zijn na de opbouwperiode naar volledige werkhervatting, staat niet vast en is ook niet vast komen te staan, omdat de werkgever hem niet tot werkzaamheden toeliet. Arbeidsgeschikt voelde eiser zich allerminst en ook nu is eiser nog altijd niet geschikt voor het verrichten van zijn arbeid.
In zijn eigen werk wordt gewerkt met een toetsenbord en beeldscherm. Volgens eiser moeten er beperkingen worden aangenomen voor het bedienen van het toetsenbord en het hanteren van een muis. De klachten uitten zich in de moeite die het kost om op te nemen wat er op het scherm staat. Dit duurt veel langer dan voor het ongeval het geval was. Ook voor schroef- en wringbewegingen moeten er beperkingen worden aangenomen. Eiser heeft forse pijnklachten. Voor de datum in geding verergerde de klachten aan pols, voeten en enkels als gevolg van jicht. Eiser vreest dat een werkgever niet zicht te wachten op een werknemer die op jaarbasis enkele weken moet verzuimen, omdat de jicht zodanig opspeelt dat werken dan niet mogelijk is.
De Functionele Mogelijkheden Lijst moet worden bijgesteld, omdat deze te oud is. Daarnaast is het UWV onvoldoende ingegaan op het dagverhaal van eiser. Alleen hieruit blijkt namelijk al dat eiser niet in staat is om 8 uur per dag, 5 dagen per week, te werken.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser in de primaire fase gezien is door een arts. In de rapportage van 10 oktober 2022 stelt de arts vast dat eiser nog arbeidsongeschikt is voor het verrichten van zijn arbeid. Na overleg met de arbeidsdeskundige komt de arts tot de conclusie dat eiser wel geschikt is voor het verrichten van zijn arbeid. Hoewel eiser in de primaire fase niet gezien is door een verzekeringsarts is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft in de rapportage van 14 februari 2023 uitgebreid gerapporteerd en gemotiveerd waarom hij van mening is dat eiser, ondanks beperkingen, geschikt is voor het verrichten van zijn arbeid. De verzekeringsarts b&b was op de hoogte van de door eiser gestelde klachten, waaronder diverse lichamelijke klachten, zoals gewrichtspijn in zijn rechterpols en linkerbeen, rugklachten, nekklachten en cognitieve klachten. Daarnaast was de verzekeringsarts b&b ook op de hoogte van de klachten als gevolg van jicht. Voor het aannemen van meer beperkingen ten aanzien van de cognitieve klachten bestaat geen medische onderbouwing. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd dat het werk kantoorwerkzaamheden betreffen, waarbij eiser voldoende regelmogelijkheden heeft, zodat hij zelf zijn werkzaamheden kan indelen en beeldschermwerkzaamheden, het lezen van dossiers en het telefoneren kan afwisselen. Ook kan eiser voorzieningen inzetten, zoals een documentenhouder waardoor hij zijn hoofd niet langdurig voorover hoeft te buigen en omhoog moet kijken. Ten aanzien van de stelling dat er nadere beperkingen moeten worden aangenomen voor het bedienen van een toetsenbord en het hanteren van een muis heeft de verzekeringsarts b&b gesteld dat dat eiser voor jicht al medicatie voorgeschreven heeft gekregen en dat de een jichtaanval binnen 1 tot 3 weken volledig herstelt, waardoor er in oktober 2022 al sprake was van herstel. Er is niet gebleken dat eiser op de datum in geding last had van deze klachten. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die aanleiding geven om tot een ander oordeel te komen. Op de uitgevoerde MRI-scan bleken geen afwijkingen te zien. Met het UWV is de rechtbank van oordeel dat uit het huisartsenjournaal niet anders blijkt dan dat eiser zich met jicht bij de huisarts heeft gemeld en dat hij zich met pijnklachten op de borst heeft gemeld. De arts en de verzekeringsarts b&b waren op de hoogte van de gestelde feiten en hebben de ingebrachte medische informatie bestudeerd en meegewogen in hun oordeel.
De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Volgens vaste rechtspraak is de subjectieve beleving en ervaring van iemand klachten echter niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin zijn vast te stellen. Alleen de medisch objectiveerbare beperkingen zijn daarbij van belang. [1] Niet is gebleken dat de klachten van eiser door de verzekeringsarts b&b zijn onderschat.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd op 24 oktober 2022.
6. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 9 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: CRvB 10 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2130.