ECLI:NL:RBZWB:2024:9488

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK23-026895
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen in strafzaak

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, verzocht om opheffing van het beslag dat op zijn goederen was gelegd, waaronder een I-phone 12 en geldbedragen van € 679 en € 2.020. Klager stelde dat hij de eigenaar was van de inbeslaggenomen voorwerpen en dat hij deze niet door een strafbaar feit had verkregen. Hij voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet had gereageerd op zijn verzoeken om teruggave van het beslag en dat het voortduren van het beslag hem aanzienlijk bezwaarde.

De officier van justitie, mr. R. Jacobs, betoogde echter dat het beslag was gelegd op basis van vermoedelijk dealgedrag van klager en dat er een witwasverdenking bestond met betrekking tot het geld. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen goederen, omdat het veiligstellen van de belangen waarvoor het beslag was gelegd, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakte. De rechtbank concludeerde dat er een stevige verdenking bestond van betrokkenheid bij de handel in harddrugs en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het beslag zou verbeurd verklaren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de procedure summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-026895
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [datum] 1990 te [plaats]
woonplaats kiezend ten kantore van mr. K.C.A.M. Oomen op het adres: Ceresstraat 13, 4811 CA Breda
Klager is [klager] voornoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 9 augustus 2023 onder klager in beslag is genomen: een geldbedrag van 40 euro (hierna te noemen: het geldbedrag);
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 augustus 2023 onder klager in beslag is genomen: een I-phone, kleur blauw (hierna te noemen: de telefoon)
  • het klaagschrift, ingediend op 27 oktober 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 14 maart 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R. Jacobs, klager en mr. K.C.A.M. Oomen als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Het klaagschrift strekt zich tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Hiertoe is aangevoerd dat klager op 10 augustus 2023 is aangehouden en er onder klager goederen in beslag zijn genomen, waaronder een I-phone 12, en geldbedragen van € 679 en € 2.020. Klager is eigenaar van de inbeslaggenomen voorwerpen en heeft hiervan geen afstand gedaan. Evenmin heeft klager de voorwerpen door enig strafbaar feit verkregen of onttrokken aan een rechthebbende. Namens klager is het Openbaar Ministerie driemaal aangeschreven om het onderliggende dossier te doen toekomen en tot teruggave van het beslag over te gaan. Hier is tot op heden geen reactie op gekomen. Nu door het ontbreken van de stukken onbekend is op grond waarvan de goederen in beslag zijn genomen gaat klager er vanuit dat ieder redelijk onderzoeksbelang ontbreekt. Klager wordt aanzienlijk bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave. Klager acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend een verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen zal uitspreken. De persoonlijke belangen vorderen dat het beslag op de goederen wordt opgeheven. Klager verzoekt dat het klaagschrift gegrond wordt verklaard. In raadkamer heeft de raadsvrouw hieraan toegevoegd dat er inmiddels 7 maanden zijn verstreken en het Openbaar Ministerie dus voldoende tijd heeft gehad om onderzoek uit te voeren. Het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook niet tegen teruggave van het beslag aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat naar aanleiding van bevindingen van de politie over het vermoedelijke dealgedrag de telefoon op grond van artikel 94 Sv in beslag is genomen in het kader van waarheidsvinding. De politie nog steeds bezig is met onderzoek aan de telefoon, naar verwachting zal het uitlezen van de telefoon binnen een maand zijn afgerond. Ten aanzien van het geld zijn de omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen van belang. Gelet op de aangetroffen handelshoeveelheid drugs én het uitblijven van een verklaring van klager over de herkomst van het geld is er een witwasverdenking. Het Openbaar Ministerie is voornemens om een (witwas) dagvaarding uit te brengen, het strafvorderlijk belang verzet zich dan ook tegen teruggave van het beslag aan klager en het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend het beslag verbeurd zal verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat er inmiddels een aantal stukken uit het strafdossier in het raadkamerdossier is gevoegd. Hieruit volgt dat klager in verband wordt gebracht met het bezit van en de handel in harddrugs. Uit het verhandelde in raadkamer is gebleken dat er ook een dagvaarding voor witwassen zal volgen.
Gelet op de stevige verdenking is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend het geld verbeurd zal verklaren. Ten aanzien van de telefoon dient het beslag te worden gehandhaafd met het oog op de waarheidsvinding. Weliswaar zijn er inmiddels al 7 maanden verstreken, maar dit acht de rechtbank op dit moment niet disproportioneel nu klager heeft aangegeven niet bereid te zijn om de toegangscode van zijn telefoon te verstrekken. Onder die omstandigheid kan het onderzoek langer duren. In de niet nader onderbouwde gestelde persoonlijke belangen van klager ziet de rechtbank evenmin aanleiding om de handhaving van het beslag op de telefoon en het geld disproportioneel te achten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 28 maart 2024 gegeven door mr. E.G.F. Vliegenberg, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).