ECLI:NL:RBZWB:2024:9454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 23-026920, 23-026321
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand vorderde. De verzoekschriften waren ingediend op 21 oktober 2023 en betroffen verzoeken op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J. Biemond, vroeg om een vergoeding van € 300,00 voor vermogensschade en € 5.866,21 voor reis- en verblijfskosten. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, gaf aan dat het verzoek voor de vermogensschade kon worden toegewezen, maar dat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een relatief gering verschil was tussen de standpunten van de verzoeker en de officier van justitie, en beide partijen stemden in met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij zij niet in raadkamer hoefden te verschijnen.

Tijdens de openbare raadkamer op 7 mei 2024 was de officier van justitie aanwezig, maar de verzoeker en zijn advocaat waren niet verschenen. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, reiskosten voor de zitting en de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften. De rechtbank wees de vermogensschade af, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. Uiteindelijk werd een totaalbedrag van € 5.837,90 aan schadevergoeding toegekend, bestaande uit kosten van rechtsbijstand, reiskosten en indieningskosten. De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/031784-23
rk-nummers: 23-026920, 23-026321
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 21 oktober 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J. Biemond op het adres: Joseph Ledelstraat 116, 2518 KM Den Haag
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van
€ 300,00:
- € 300,00 € 300,00 voor vergoeding van vermogensschade;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van
€ 5.866,21‬:
  • € 5.345,78, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 23,30, voor vergoeding van reiskosten t.b.v. de zitting;
  • € 347,13, voor vergoeding van reiskosten t.b.v. bezoeken [deskundige];
  • € 150,00, voor vergoeding van deskundigenbericht;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2023 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de herziene conclusie van de officier van justitie.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen met uitzondering van de vermogensschade aangezien deze onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de kilometervergoeding in de overige posten stelt de officier van justitie dat de maximale vergoeding € 0,21 per kilometer bedraagt waardoor de vergoeding voor de reiskosten t.b.v. de zitting, de reiskosten t.b.v. de bezoeken van de deskundige en de kosten rechtsbijstand respectievelijk moeten worden gematigd naar € 16,80, € 251,37 en € 5.229,63.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er een relatief gering verschil bestaat tussen het standpunt van verzoeker in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Hierover is contact opgenomen met de advocaat en de officier van justitie. Zij hebben op voorhand schriftelijk hun standpunten kenbaar gemaakt. De advocaat heeft namens verzoeker aangegeven akkoord te zijn met de toewijzing van de bedragen als genoemd in de herziene conclusie van de officier van justitie. Verzoeker en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoeker en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 7 mei 2024 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, aanwezig. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Ook bij vrijheidsbeneming die hij in het buitenland heeft ondergaan in verband met een door Nederlandse autoriteiten gedaan verzoek om uitlevering kan een vergoeding worden toegekend (hof 's-Gravenhage 2 november 2007 ECLI:NL:GHSGR:2007:BC1041).
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van de verzochte kosten in verband met de vermogensschade is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. Hierbij is van belang dat verzoeker de vermogensschade onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank wijst deze vermogensschade af.
Het overeengekomen bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 5.229,63is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de overeengekomen reiskosten voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 16,80en
€ 251,37toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 5.837,9‬0, bestaande uit:
- € 5.229,63 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 16,90 aan reiskosten t.b.v. de zitting;
- € 251,37 aan reiskosten t.b.v. bezoeken [deskundige];
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 5.837,9‬zal worden overgemaakt op een door de advocaat nader te specificeren Stichting Beheer Derdengelden rekeningnummer onder vermelding van “23-026920, 23-026321”
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).