ECLI:NL:RBZWB:2024:9445

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
RK 23-030575
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op personenauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die de opheffing van het beslag op zijn personenauto verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag was gelegd op de auto van klager, die door beslagene werd bestuurd zonder geldig rijbewijs en vermoedelijk onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen. Klager stelde dat het belang van strafvordering niet meer zou vorderen, omdat er geen verder onderzoek naar de auto zou plaatsvinden en hij de auto nodig had voor zijn werk. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het beslag gerechtvaardigd was, gezien de recidive van beslagene en het feit dat de auto al was vervreemd voor een bedrag van € 450,00.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat klager als eigenaar van de auto bekend moest zijn met het feit dat beslagene niet over een geldig rijbewijs beschikte. Dit betekent dat de rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later het beslag zou verbeurd verklaren. Gezien de recidive van beslagene en de omstandigheden van de zaak, heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.

De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens en is op 21 mei 2024 openbaar uitgesproken. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummers: 02/282343-23, 02/030430-22
rk.nummer: 23-030575
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
in de zaak:
[beslagene]
geboren op [geboortedag 1] 1991 te [plaats]
wonende te [adres]
hierna te noemen: beslagene
[klager]
geboren op [geboortedag 2] 1999
woonplaats kiezende ten kantore van mr. D. Marcus op het adres: Edisonstraat 6, 5051 DS Goirle
hierna te noemen: klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 26 oktober 2023 in het strafvorderlijk onderzoek jegens [beslagene] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Toyota, type Aygo, kleur grijs met [kenteken] (hierna te noemen: de personenauto);
  • het klaagschrift, ingediend op 11 december 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 mei 2024. Gehoord zijn de officier van justitie,
mr. T.C.M. Hendriks en mr. D. Marcus als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt nu het onaannemelijk is dat er nog enig onderzoek naar de personenauto plaats gaat vinden. Daarnaast is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later het beslag verbeurd zal verklaren aangezien de gevallen als genoemd in artikel 33a, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde zijn. Klager wordt ernstig bezwaard door de voortduring van het beslag, klager heeft de personenauto nodig voor zijn werk. Omdat beslagene in ieder geval tot oktober 2024 in detentie zit, is er geen enkel herhalingsgevaar aan de orde.
De officier van justitie persisteert bij het verweerschrift van het Openbaar Ministerie waaruit volgt dat het voertuig onder beslagene in beslag is genomen wegens herhaaldelijk rijden onder invloed én rijden zonder rijbewijs. Kennelijk heeft beslagene niet geleerd van eerdere straffen en kan beslagene gebruik maken van het voertuig van klager. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend het beslag verbeurd zal verklaren. De personenauto is ondertussen al vervreemd voor een bedrag van € 450,00, het beslag rust dus op dit geldbedrag.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
Het is de rechtbank gebleken dat beslagene op 26 oktober 2023 als bestuurder in de personenauto van klager reed terwijl klager als passagier naast hem zat. Uit het raadkamerdossier volgt dat beslagene niet over een geldig rijbewijs beschikt en dat beslagene op het moment van staandehouding vermoedelijk onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen was.
De rechtbank overweegt dat klager rederlijkerwijs had moeten weten dat beslagene niet over een geldig rijbewijs beschikt. Klager moet er als eigenaar van een personenauto ook mee bekend zijn dat het besturen van het voertuig zonder geldig rijbewijs een strafbaar feit is. Naar het oordeel van de rechtbank was klager dus bekend met het gebruik als bedoeld in artikel 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr. Deze bepaling staat dan ook niet in de weg aan een verbeurdverklaring van het voertuig. De rechtbank acht het gelet op de recidive door beslagene niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend een verbeurdverklaring van de personenauto zal uitspreken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 mei 2024 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).