ECLI:NL:RBZWB:2024:9405

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
24-021165
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op auto en revindicatie door verzekeringsmaatschappij na diefstal

Op 20 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift van een klager die de teruggave van een in beslag genomen auto eiste. De auto was in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, omdat deze van diefstal afkomstig bleek te zijn. Klager had de auto gekocht van een particulier via Marktplaats en stelde te goeder trouw eigenaar te zijn geworden. Hij had onderzoek gedaan naar de auto en een externe kentekencheck laten uitvoeren, waaruit bleek dat alles in orde was. Echter, de officier van justitie stelde dat er geen belang van strafvordering meer was bij het voortduren van het beslag en dat de auto moest worden geretourneerd aan de verzekeringsmaatschappij ASR Schadeverzekering N.V., die in de eigendomsrechten was gesubrogeerd na de diefstal van de auto.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat de verzekeringsmaatschappij redelijkerwijs als rechthebbende kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat, hoewel klager mogelijk te goeder trouw handelde, hij geen bescherming genoot tegen revindicatie omdat hij de auto niet had gekocht van een professionele verkoper. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en gelastte de teruggave van de auto aan ASR Schadeverzekering N.V. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 24-021165
datum : 20 december 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg (Kraaivenstraat 36-18, 5048 AB Tilburg),
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a Sv, ingediend op 27 augustus 2024 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 13 augustus 2024 onder klager in beslag is genomen: een Volkswagen Polo met [kenteken] (hierna: de auto);
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 10 december 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals, klager, mr. El-Bellaj als advocaat van klager en mevrouw [naam] als gemachtigd belanghebbende gehoord.
Standpunt klager:
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager stelt te goeder trouw eigenaar te zijn geworden van de in beslag genomen auto. Klager heeft de auto van een particuliere verkoper gekocht via een advertentie op Marktplaats. Vóór het kopen van de auto heeft klager onderzoek verricht naar het verleden van de auto en heeft hij ook een externe kentekencheck laten verrichten. Uit het rapport bleek dat alles in orde was. Ook alle benodigde papieren klopten. Klager heeft wel gezien dat er een plaatje over het chassisnummer zat, maar omdat hij geen automonteur is, dacht hij daar verder niets bij.
Standpunt officier van justitie:
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er geen belang van strafvordering meer is bij het voortduren van het beslag. De auto kan worden geretourneerd, maar dan aan de in de eigendomsrechten gesubrogeerde verzekeringsmaatschappij ASR Schadeverzekering N.V.. Het klaagschrift dient daarom ongegrond te worden verklaard. Klager heeft de auto gekocht van een particulier via Marktplaats. De auto bleek later van diefstal afkomstig te zijn. Klager had moeten vermoeden dat er iets mis was met de auto, ondanks dat hij een externe kentekencheck heeft laten verrichten. Dit kenteken bleek na onderzoek ook niet toe te behoren aan de in beslag genomen auto. Klager had gezien dat er een plaatje over het chassisnummer was geplakt en had de auto ver onder de marktwaarde gekocht. Klager geniet ook geen bescherming, omdat er geen sprake is van consumentenkoop.
Belanghebbende ASR Schadeverzekering N.V.:
Namens belanghebbende is aangevoerd dat de verzekeringsmaatschappij eigenaar is van de in beslag genomen auto. De auto stond op naam van [b.v.] . Namens haar is op 14 juli 2023 aangifte gedaan van diefstal van de auto. [b.v.] was verzekerd tegen diefstal, waardoor de verzekeringsmaatschappij het geld heeft uitgekeerd en is gesubrogeerd in de eigendomsrechten van de verzekerde. Belanghebbende heeft in raadkamer een mondeling verzoek tot revindicatie gedaan.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee;
b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Op grond van artikel 116, eerste lid, Sv laat het Openbaar Ministerie de in beslag genomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Dit betekent het volgende. Als het Openbaar Ministerie zich op het standpunt stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij het voortduren van het beslag, dan moet de rechter ervan uitgaan dat het standpunt juist is. Dit geldt ook als het Openbaar Ministerie van oordeel is dat het voorwerp teruggegeven kan worden aan een ander dan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt heeft gesteld dat het in beslag genomen voertuig kan worden geretourneerd aan de - in de eigendomsrechten gesubrogeerde - verzekeringsmaatschappij ASR Schadeverzekering N.V. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat het belang van strafvordering zich nog tegen teruggave verzet.
De rechtbank overweegt dat in beginsel, indien het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet, in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan de beslagene. Dit ligt echter anders indien een ander dan de beslagene redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt voorts dat artikel 3:86, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de verkrijger te goeder trouw beschermt tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder. Artikel 3:86, derde lid, BW maakt hierop in zoverre een uitzondering dat de oorspronkelijke eigenaar van een roerende zaak, die het bezit van die zaak door diefstal heeft verloren, binnen drie jaar zijn eigendom kan opeisen. De rechtbank stelt vast dat de oorspronkelijke eigenaar van het voertuig [b.v.] betreft en dat namens haar op 14 juli 2023 bij de politie Noord Nederland aangifte is gedaan van diefstal van de auto. Uit het verhandelde in raadkamer blijkt dat [b.v.] was verzekerd tegen diefstal en dat de verzekeringsmaatschappij ASR Schadeverzekering N.V. het geld aan [b.v.] heeft uitbetaald en dat de verzekeringsmaatschappij zodoende is gesubrogeerd in de eigendomsrechten van de auto. Mevrouw [naam] heeft in raadkamer namens de verzekeringsmaatschappij een mondeling verzoek tot revindicatie gedaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ASR Schadeverzekering N.V. redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt en het eigendom kan opeisen, nu het verzoek tot revindicatie binnen drie jaar na de diefstal is gedaan.
De vraag of klager de auto te goeder trouw heeft verkregen behoeft, in het licht van het voorgaande geen verdere behandeling meer. Immers, ook als kan worden vastgesteld dat klager te goeder trouw handelde, kan klager niet worden beschermd tegen revindicatie nu hij de auto niet heeft gekocht van een persoon die van het verhandelen aan het publiek van soortgelijke zaken anders dan als veilinghouder zijn bedrijf maakt in een daartoe bestemde bedrijfsruimte.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren en - gelet op het in raadkamer mondeling gedane verzoek tot revindicatie - de teruggave gelasten aan ASR Schadeverzekering N.V..
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de beslagprocedure een summier karakter kent waarbij het gaat om een voorlopig oordeel omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van het in het geding zijnde voorwerp (HR 3 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6983). Voor zover hierover een geschil is of ontstaat, dient dat geschil langs gebruikelijke civielrechtelijke weg te worden opgelost.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift ongegrond.
- gelast de teruggave van de in beslag genomen auto aan ASR Schadeverzekering N.V..
Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 december 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).