In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.P.C.C. Langenberg, verzocht om het gezag over de minderjarige aan haar alleen toe te kennen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en er een onacceptabel risico bestaat dat de minderjarige klem raakt tussen zijn ouders. De man, vertegenwoordigd door mr. E.P.M.J. Prop, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat leidt tot een onacceptabel risico voor de minderjarige. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen al geconstateerd dat de minderjarige last heeft van de strijd tussen zijn ouders. Ondanks eerdere pogingen tot verbetering van de communicatie, waaronder hulpverlening en mediation, is er geen vooruitgang geboekt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de langdurige problematiek en het gebrek aan verbetering in de communicatie tussen de ouders.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten, zodat er rust en duidelijkheid kan komen in zijn situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.