ECLI:NL:RBZWB:2024:9359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
C/02/427132 / FA RK 24-4530
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk gezag over minderjarige door onacceptabele oudercommunicatie en strijd tussen ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.P.C.C. Langenberg, verzocht om het gezag over de minderjarige aan haar alleen toe te kennen, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en er een onacceptabel risico bestaat dat de minderjarige klem raakt tussen zijn ouders. De man, vertegenwoordigd door mr. E.P.M.J. Prop, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat leidt tot een onacceptabel risico voor de minderjarige. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen al geconstateerd dat de minderjarige last heeft van de strijd tussen zijn ouders. Ondanks eerdere pogingen tot verbetering van de communicatie, waaronder hulpverlening en mediation, is er geen vooruitgang geboekt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het verzoek van de vrouw toe te wijzen, gezien de langdurige problematiek en het gebrek aan verbetering in de communicatie tussen de ouders.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten, zodat er rust en duidelijkheid kan komen in zijn situatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427132 / FA RK 24-4530
Datum uitspraak: 20 december 2024
beschikking over wijziging gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N.P.C.C. Langenberg te Breda,
tegen
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E.P.M.J. Prop te Bergen op Zoom.
over de minderjarige:
- [minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als informant in deze zaak wordt gezien:
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda ,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- het op 26 september 2024 ontvangen verzoek met bijlagen van de vrouw;
- het F9-formulier met bijlage van 11 oktober 2024 van mr. Langenberg;
- het F4-formulier van 11 oktober 2024 van mr. Langenberg;
- het F9-formulier met bijlage van 14 oktober 2024 van mr. Langenberg;
- het op 14 november 2024 ontvangen verweer met bijlagen van de man.
1.2
Op 20 november 2024 heeft de rechtbank het verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn aanwezig partijen, bijgestaan door hun advocaten, twee vertegenwoordigers van de GI en een medewerkster van de Raad.
1.3
De [minderjarige] is voorafgaand aan de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hij op 19 november 2024 gebruik gemaakt. De rechtbank heeft betrokkenen voorgehouden wat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft verteld, waarna zij in de gelegenheid zijn gesteld om daarop te reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van 11 april 2018 is de echtscheiding uitgesproken en deze beschikking is op 17 juli 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand die daarvoor zijn bedoeld.
2.2
Tijdens het huwelijk van partijen is de [minderjarige] geboren.
2.3
Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.5
In het door partijen ondertekend ouderschapsplan spraken partijen ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken af de zorg voor [minderjarige] door partijen bij helfte wordt gedeeld, in die zin dat [minderjarige] in de oneven weken bij de man verblijft en in de even weken bij de vrouw verblijft.
2.6
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI bij beschikking van 19 oktober 2020. Die maatregel is steeds verlengd. Laatstelijk, bij beschikking van 17 oktober 2024, heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 22 oktober 2024 tot 22 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw voortaan alleen het gezag uitoefent over de [minderjarige] .
3.2
De man is het niet eens met het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de vrouw in de proceskosten te veroordelen.
3.3
Op de standpunten van partijen en de GI en het advies van de Raad wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Aan haar verzoek legt de vrouw, samengevat, het volgende ten grondslag. In de visie van de vrouw houdt de man ieder voorstel van haar ten aanzien van de ontwikkeling van [minderjarige] tegen. Daarnaast komt de man afspraken niet na of komt hij niet op gemaakte afspraken terug. Partijen communiceren slecht met elkaar, waardoor belangrijke beslissingen niet of te laat worden genomen, waardoor [minderjarige] onder andere te laat op de basisschool is begonnen en er geen afspraak gemaakt kon worden over een intake bij Groei Jeugdhulp. Ook over de schoolkeuze konden partijen het niet eens worden. Er is door de man geprocedeerd tot in hoger beroep en ook de GI heeft een procedure gestart in het kader van de geschillenregeling.
4.2
Volgens de vrouw raakt [minderjarige] klem en verloren tussen zijn ouders, hetgeen eerder door de kinderrechter is geconstateerd. Hij mag niet de dupe worden van het gedrag van de man, die aan [minderjarige] een negatief beeld over de vrouw opdraagt. [minderjarige] is loyaal naar zijn beide ouders en hij heeft last van de strijd tussen hen. In de visie van de vrouw doet de man een groter beroep op de loyaliteit van [minderjarige] dan in zijn belang is. Zij verwijst hiervoor ter ondersteuning ook naar de beschikking van de kinderrechter van 27 maart 2024. Partijen hebben relatief vaak discussie met elkaar over gezagsbeslissingen. De vrouw denkt niet dat de strijd tussen partijen gaat wijzigen. Zij maakt zich zorgen voor de toekomst, bijvoorbeeld over een toekomstige middelbare schoolkeuze. Volgens de vrouw is het in het belang van [minderjarige] dat zij met het eenhoofdig gezag wordt belast en zij gezagsbeslissingen alleen kan nemen.
4.3
Partijen hebben in het verleden intensief gewerkt aan het verbeteren van de communicatie. Zij hebben onder andere een traject gevolgd bij Juzt en Groei Jeugdhulp. Ook hebben zij gesprekken gevoerd bij een mediator, echter allemaal zonder resultaat. Hoewel er sinds november 2020 sprake is van een ondertoezichtstelling, hebben de veelvuldige interventies door de GI niet tot verbetering geleid. De vrouw zegt toe dat zij de man over gezagsbeslissingen zal blijven informeren als zij alleen het gezag over [minderjarige] zou hebben.
4.4
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw en voert, samengevat, het volgende aan. De man kan zich uitdrukkelijk niet verenigen met het verzoek van de vrouw. Beëindiging van het gezag van de man heeft verregaande gevolgen. Aan het ‘klem-criterium’ wordt niet voldaan. Het staat namelijk onvoldoende vast of [minderjarige] klem zit tussen partijen. Ook is niet aangetoond dat een wijziging van het gezag in het belang van [minderjarige] is. Anders dan de vrouw stelt, doet de man er juist alles aan om [minderjarige] te laten ontwikkelen en te laten groeien. Hij is kritisch, maar niet uit verkeerde bedoelingen. Dat de man afspraken niet nakomt, hij negatief over de vrouw praat en [minderjarige] suggestieve vragen over de vrouw zou stellen, wordt door hem betwist.
4.5
Sinds partijen uit elkaar zijn loopt het co-ouderschap. [minderjarige] is gediagnosticeerd met ADHD en gaat naar een gespecialiseerde school voor kinderen met autisme/ADHD. Binnen de ondertoezichtstelling is er een traject bij [organisatie] opgestart, om meer zicht te krijgen op de opvoedsituaties van partijen. Ook wordt er volgens de man binnen de ondertoezichtstelling gewerkt aan de oudercommunicatie. De man erkent dat de slechte oudercommunicatie het maken van gezagsbeslissingen heeft bemoeilijkt, echter hier heeft de vrouw ook debet aan. Zij lijkt niet in te zien dat zij met eenhoofdig gezag alsnog met de man moet communiceren. De man staat ervoor open om de oudercommunicatie te verbeteren. De vrouw doet alsof er geen verbetering meer mogelijk is, echter dit is onjuist. Het is in de visie van de man dan ook te voorbarig om het gezag te wijzigen. Partijen hebben eerder laten zien wel met elkaar te kunnen communiceren. De man ziet in dat de situatie tussen partijen niet ideaal is, echter ligt de oplossing niet bij eenhoofdig gezag door de vrouw.
4.6
De man heeft altijd het gevoel gehad dat er niet serieus naar hem geluisterd wordt en hij wordt afgewimpeld als ‘lastig’. Dit is begonnen met de verhuizing van de vrouw. Niet moet worden vergeten dat haar verhuizing het nemen van gezagsbeslissingen moeilijker heeft gemaakt. Wanneer de vrouw eenhoofdig gezag heeft, vreest de man dat zij haar eigen belang laat prevaleren boven dat van [minderjarige] . Bovendien wordt het dan voor de man moeilijker om voor [minderjarige] te zorgen als hij geen gezagsbeslissingen kan nemen. De man vreest dat [minderjarige] teloor zou gaan aan ongefundeerde beslissingen die de vrouw dan neemt. Tot slot is van belang dat niet voorbij kan worden gegaan aan de wens van [minderjarige] zelf. Hij heeft geen probleem met het feit dat zijn ouders met het gezamenlijk gezag zijn belast.
4.7
De GI brengt, samengevat, het volgende naar voren. De GI ziet dat belangrijke keuzes over [minderjarige] tussen partijen strijd oplevert. Eerder waren er problemen rondom de schoolkeuze van [minderjarige] en bij het opstellen van het ouderschapsplan. Voor [minderjarige] zou het goed zijn als er geen strijd meer tussen zijn ouders is. Hij krijgt daar veel van mee.
4.8
De GI heeft er geen vertrouwen in dat partijen hun communicatie kunnen verbeteren. Ook voor de GI is het lastig om met de man te communiceren. Daarnaast ziet de GI dat de man bijvoorbeeld niet antwoordt op vragen die de vrouw stelt. De man doet nu overkomen alsof hij gemotiveerd is om de communicatie te verbeteren, echter heeft de GI daarover een ander beeld. [organisatie] is ingezet voor [minderjarige] , maar binnen dat traject zal ook naar de oudercommunicatie worden gekeken, dit in de coachende sfeer. Wel wordt gezien dat de man zijn medewerking verleent aan hulpverlening voor [minderjarige] . Het doel is om [minderjarige] weer zichzelf te laten voelen. De vragen die hij heeft, kunnen vervolgens in een therapeutische setting worden opgepakt. Partijen voeren een co-ouderschapsregeling uit. Deze zou in stand blijven, ook als het verzoek van de vrouw zou worden toegewezen.
4.9
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. Op dit moment is [minderjarige] vier jaar onder toezicht gesteld. In die tijd is er van alles ingezet om de oudercommunicatie te verbeteren, echter zonder resultaat. Het starten van een procedure bij de rechtbank is meerdere keren nodig geweest om bepaalde gezagsbeslissingen te bewerkstelligen. De samenwerking tussen de ouders is in de afgelopen jaren niet verbeterd. Het zou voor de ouders goed zijn als zij niet meer met elkaar worden geconfronteerd als het over gezagsbeslissingen gaat. De mogelijkheden om tot een samenwerking tussen de ouders te komen, zijn uitgeput. Meerdere hulpverlengingsinstanties zijn bij het gezin betrokken (geweest) en bemoeienis van de GI heeft niet tot verandering geleid. De Raad heeft er gelet daarop geen vertrouwen in dat de ouders hun communicatie zullen verbeteren. De Raad kan het verzoek van de vrouw dan ook volgen, ondanks dat er sprake is van co-ouderschap.
4.1
De Raad betrekt hierin ook dat zij ziet dat [minderjarige] al jaren klem zit tussen zijn ouders. Dit komt in meerdere overgelegde stukken, waaronder beschikkingen, naar voren. Het gelasten van een raadsonderzoek zal geen meerwaarde hebben, nu daaruit dezelfde conclusie zal volgen. De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de vrouw toe te wijzen. De Raad betrekt daarin ook dat er geen signalen zijn dat het contact tussen de man en [minderjarige] zal wijzigen en de vrouw dingen gaat beslissen die niet in het belang van [minderjarige] zullen zijn.
4.11
De Raad merkt nog op dat, bij een toewijzing van het verzoek, er een belangrijke taak ligt bij partijen om aan [minderjarige] te laten weten dat de vrouw voortaan beslissingen over hem zal nemen. De GI kan hen hierin begeleiden.

5.De beoordeling

Ouderlijk gezag
5.1
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dan kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over [minderjarige] krijgt.
5.2
Artikel 1:253n lid 1 BW verwijst naar artikel 1:251a lid 1 BW ten aanzien van de maatstaf die van toepassing is op dit verzoek. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind erg klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.3
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de minderjarige worden belast. Voor gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen.
5.4
De rechtbank stelt vast dat de ouders van [minderjarige] niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te communiceren over hem. Hierdoor is er een onacceptabel risico dat [minderjarige] klem en verloren raakt tussen de ouders als zij samen het ouderlijk gezag behouden. De rechtbank constateert dat reeds in meerdere beschikkingen is bevonden dat [minderjarige] veel last heeft van de strijd tussen zijn ouders (waaronder in de beschikking van 27 maart 2024) en hij langere tijd al klem zit tussen zijn ouders (waaronder in de beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2024). Gelet op de langer bestaande situatie van strijd tussen partijen, ziet het er niet naar uit dat deze situatie binnen voorzienbare tijd zal verbeteren. Immers, binnen de ondertoezichtstelling die er nu ruim vier jaar duurt, is verschillende hulpverlening ingezet, zonder resultaat. De verhouding tussen en de communicatie van partijen is onverminderd slecht. Interventie(s) en bemoeienis van de GI hebben daarin geen verandering gebracht. De man zegt enerzijds open te staan voor hulpverlening, maar anderzijds benoemt hij ook dat het bestaande communicatieprobleem niet aan hem ligt. De rechtbank maakt hieruit op dat de man zijn aandeel in de bestaande communicatieproblemen niet lijkt in te zien. De man geeft aan dat hij een kritische ouder is, maar de rechtbank is van oordeel dat de man niet alleen kritisch is, maar daarnaast weinig constructief. Door deze kritisch houding aan te nemen en het gezag op deze manier in te vullen, gaat hij voorbij aan het belang van [minderjarige] . Samen met de Raad, de GI en de vrouw heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat er op het vlak van communicatie en samenwerking een verandering gaat komen.
5.5
Daarnaast is het nodig – indien ouders met het gezamenlijk gezag zijn belast - dat zij samen beslissingen kunnen nemen over de verzorging en opvoeding van hun kind. Dat moet op een manier die het kind zelf niet belast en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. Als de ouders niet (meer) bij elkaar wonen en deze moeilijk of niet met elkaar kunnen communiceren kan dat betekenen dat, als dat nodig is, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind. De andere ouder moet deze beslissingen dan niet blokkeren. Ook is het dan belangrijk dat de ouders die met elkaar blijven strijden, het hen tenminste lukt om hun kind buiten die strijd te houden. De rechtbank overweegt dat is gebleken dat partijen in het (recente) verleden meerdere procedures nodig hebben gehad vanwege hun onderlinge strijd over verschillende gezagsbeslissingen. Ook is gebleken dat belangrijke beslissingen belemmerd werden door de onderlinge ouderstrijd. Het lukt partijen simpelweg niet om samen tot beslissingen te komen. Het voeren van die procedures heeft, linksom of rechtsom, effect op partijen en daarmee ook op [minderjarige] . Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij daarvan zal meekrijgen. De rechtbank volgt de Raad in zijn stelling dat de mogelijkheden om tot samenwerking tussen de ouders zijn uitgeput en het in het belang van [minderjarige] is dat hun onderlinge strijd wordt gestaakt. Evenals de Raad verwacht de rechtbank dat wanneer de vrouw eenhoofdig gezag heeft, de strijd over alle regelzaken rondom [minderjarige] vermindert en de ouders - op dat vlak - niet meer met elkaar geconfronteerd worden. Dit is in het belang van [minderjarige] .
5.6
Ten aanzien van de stelling van de man dat de stem van [minderjarige] in deze beslissing moet worden meegewogen, merkt de rechtbank op dat zij heeft overwogen om een onderzoek door de Raad te gelasten of een bijzondere curator over [minderjarige] te benoemen. De rechtbank zal hier niet toe overgaan. De rechtbank overweegt dat de Raad een raadsonderzoek niet nodig acht, omdat de stand van zaken duidelijk is. De rechtbank volgt deze visie. De overgelegde stukken, de mondelinge behandeling en het kindgesprek geven de rechtbank voldoende informatie om op het verzoek te kunnen beslissen. Het benoemen van een bijzondere curator over [minderjarige] heeft daarin evenmin een meerwaarde, nu [minderjarige] hulpverlening ontvangt via [organisatie] en er binnen de ondertoezichtstelling gelegenheid is voor [minderjarige] om zijn stem te laten horen. Dit maakt het voeren van een extra gesprek met de kinderrechter of het voeren van gesprekken met een bijzondere curator overbodig.
5.7
Ten slotte wil de rechtbank benadrukken dat de angst van de man dat hij als ouder zonder gezag buitenspel zal worden gezet niet gegrond is. De man blijft altijd de vader van [minderjarige] , eenhoofdig ouderlijk gezag doet daaraan niets van af. [minderjarige] en de man houden onverminderd recht op omgang met elkaar. Het is de rechtbank niet gebleken dat de vrouw het contact tussen de man en [minderjarige] wil frustreren of hulp daarbij zal weigeren indien dit nodig is. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de vrouw, zoals zij heeft toegezegd, de man zal blijven informeren over gezagsbeslissingen omtrent [minderjarige] ; de vrouw wordt immers niet ontslagen van haar plicht om de man over belangrijke aangelegenheden rondom [minderjarige] , waaronder te nemen gezagsbeslissingen, te informeren. De angst van de man dat de vrouw met eenhoofdig gezag zonder de man te consulteren kan gaan verhuizen is ook niet gegrond. De Hoge Raad heeft op 15 oktober 2021 bepaald dat als een ouder met eenhoofdig gezag verhuist en hierdoor de omgang tussen de andere ouder en de minderjarige zou worden beperkt, dat de ouder zonder gezag de rechtbank kan verzoeken om de ouder met gezag te bevelen om terug te verhuizen (ECLI:NL:HR:2021:1513).
5.8
Met deze beslissing om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten wenst de rechtbank rust te creëren in de onderling ouderstrijd tussen partijen. Dit is absoluut essentieel voor [minderjarige] . De rechtbank wil duidelijk maken dat deze beslissing op geen enkele wijze moet worden gelezen als een beslissing waarbij de man uit het leven van [minderjarige] wordt gehaald. Sterker nog, de rechtbank is ervan overtuigd dat de band tussen [minderjarige] en de man erg sterk is, waardoor de rechtbank ook geen aanleiding ziet dat de verdeling van de zorg (de huidige co-ouderschapsregeling) dient te worden gewijzigd.
5.9
Naar de stellige overtuiging van de rechtbank heeft [minderjarige] , die al langere tijd klem zit tussen zijn ouders door de strijd die zij voeren, behoefte aan rust en duidelijkheid. In de beschikking van de kinderrechter van 17 oktober 2024 is daarover al overwogen dat wanneer de oudercommunicatie beperkt is, [minderjarige] minder wordt belast en het beter met hem gaat. Daarin betrekt de rechtbank ook dat [minderjarige] vanuit zijn kind-eigenproblematiek vraagt om duidelijkheid. Met deze beslissing krijgt [minderjarige] dat.
5.1
Gezien al het voornoemde komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek van de vrouw zal worden toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Proceskosten
5.12
Omdat partijen ex-echtgenoten van elkaar zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt dat het gezag over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016,
voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Sumner, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024 in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.