In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 14 februari 2022 voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 16 november 2023 in gebreke gesteld, en sindsdien is er geen nieuw besluit genomen.
De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een vooraankondiging aan eiser moet verzenden. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn vaststellen, maar in dit geval wordt een termijn van tien weken als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld. De rechtbank legt ook een dwangsom op aan de Belastingdienst, die € 100,- per dag bedraagt bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast moet de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 betalen, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de Belastingdienst de onder 4.3 genoemde termijn moet respecteren voor het nemen van een besluit.