Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Sint Josephstraat te Breda op 9 november 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 november 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. M. Lagas van Appjection B.V., was wel aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak namens de officier van justitie behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene ontkende de gedraging en voerde aan dat er sprake was van een tekort aan parkeerplaatsen, waardoor het gedoogd zou zijn om op die manier te parkeren.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Wel heeft de kantonrechter vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 9 november 2022 was opgelegd en de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op terugbetaling van het te veel betaalde bedrag aan zekerheid. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene.