Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A27 te Hank op 14 november 2022. De betrokkene ontkende de gedraging en stelde dat hij een multitool vasthad. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete meer dan twee jaar geleden was opgelegd. Hierdoor besloot de kantonrechter de boete met 25% te matigen.
De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de kantonrechter droeg de officier op om het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 437,50 toegekend aan de betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, bijgestaan door griffier L.I.M. Appels.