ECLI:NL:RBZWB:2024:9216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
22/4736
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde woning en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, die de WOZ-waarde van een woning had vastgesteld op € 252.000. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en verzocht om een lagere WOZ-waarde van maximaal € 205.000. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, maar deed een compromisvoorstel om de WOZ-waarde te verlagen tot € 223.000. Tijdens de zitting op 19 juni 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd en uiteindelijk op 20 december 2024 uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat partijen overeenstemming hebben bereikt over de WOZ-waarde. De rechtbank heeft de WOZ-waarde vastgesteld op € 223.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 2.123 aan proceskosten aan de belanghebbende. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat de overschrijding minder dan twaalf maanden bedroeg en het financiële belang minder dan € 1.000 was. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en een afschrift verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4736

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A. Bakker, aangesloten bij Maatschap WOZ-juristen),
en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 252.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Hulst voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een compromisvoorstel.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft [naam] , namens de heffingsambtenaar, deelgenomen. Gemachtigde is met kennisgeving niet verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

2. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft verzocht om de WOZ-waarde van de woning vast te stellen op (maximaal) € 205.000.
2.1.
De heffingsambtenaar heeft in beroep geconcludeerd dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld en heeft voorgesteld die waarde te verlagen tot € 223.000. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar belanghebbende het voorstel gedaan een proceskostenvergoeding toe te kennen van € 875 (1 punt voor het beroepschrift). De heffingsambtenaar heeft ook toegezegd het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden.
2.2.
Belanghebbende heeft bij brief van 19 juni 2024 de rechtbank bericht dat hij akkoord is met het voorstel over de WOZ-waarde van de woning. De rechtbank zal overeenkomstig het voorstel van de heffingsambtenaar beslissen. Daarnaast moet, nu de waarde van de woning verlaagd wordt, de aanslag OZB dienovereenkomstig worden verminderd. Het beroep is daarom gegrond. Verder zijn partijen het erover eens dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende zal vergoeden en de proceskosten in verband met het indienen van een beroepschrift (€ 875).
2.3.
Belanghebbende heeft ook aanspraak gemaakt op kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat belanghebbende in bezwaar is bijgestaan door een andere gemachtigde dan de maatschap WOZ-Juristen. De heffingsambtenaar betwist dat de gemachtigde in de beroepsfase een vergoeding van kosten uit de bezwaarfase mag eisen, omdat er destijds sprake was van een andere gemachtigde. De rechtbank verwerpt dit standpunt van de heffingsambtenaar. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een belanghebbende op ieder tijdstip of fase van een procedure van gemachtigde mag wisselen, zonder dat dit consequenties voor hem heeft voor wat betreft het verlies van rechten als hier aan de orde.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
3. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Een redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanslag bedraagt als regel een periode van twee jaar.
3.1.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ontvangen op
1 maart 2022 De rechtbank stelt vast dat over de hoofdzaak (de WOZ-waarde) op 19 juni 2024 overeenstemming is bereikt. Daarmee is ook de redelijke termijn voor afhandeling van het bezwaar en beroep geëindigd. [1] Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met (afgerond) vier maanden.
3.2.
De rechtbank constateert dat belanghebbende het verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding is gedaan na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024. In dit arrest heeft de Hoge Raad de rechtsregels met betrekking tot het toekennen van immateriële schadevergoeding gedeeltelijk aangepast. Kort gezegd komt het er op neer er geen reden is om immateriële schadevergoeding tot te kennen als het financiële belang bij de procedure minder dan € 1000 bedraagt, en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden. De belastingrechter kan dan volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
In het geval dat het financiële belang minder dan € 1000 bedraagt en de redelijke termijn met meer dan twaalf maanden is overschreden, beslist de belastingrechter op een verzoek om vergoeding van immateriële schade naar bevind van zaken. Dit kan ook inhouden, na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn, dat ook in die gevallen volstaan wordt met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
De voornoemde wijzigingen gelden niet voor zaken waarin de belanghebbende voorafgaand aan de datum van het arrest, 14 juni 2024, om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn heeft verzocht en de redelijke termijn voor de desbetreffende fase van de procedure op de datum van het arrest is gewezen.
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade ná 14 juni 2024. Het overgangsrecht is niet van toepassing.
3.3.
Uit hetgeen belanghebbende heeft gevorderd blijkt voldoende duidelijk dat het financiële belang bij onderhavig beroep minder dan € 1.000 beloopt. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met minder dan twaalf maanden is overschreden. Zij volstaat daarom met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [2]

Conclusie en gevolgen

4. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt. Afgesproken is dat de WOZ-waarde voor het jaar 2022 wordt vastgesteld op € 223.000. Het beroep is daarom gegrond. De waarde moet worden verlaagd. De aanslag OZB dient dienovereenkomstig te worden verminderd.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad op 12 juli 2024 wordt voor de vergoeding van proceskosten voor de bezwaarfase gerekend met een forfaitair bedrag van € 624 per punt. [3] De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De vergoeding is met toepassing van (onder meer) het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft recht op 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde van € 624 per punt, 1 punt voor het beroepschrift, met een waarde van € 875 per punt, met een wegingsfactor 1. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 2.123. Deze vergoedingen moeten rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [4] Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 223.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.123 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 20 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.HR 2 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1128.
2.Hoge Raad 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.4.3.
3.Hoge Raad, 12 juli 2024,
4.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ