In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong van Skandara B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 33 kilometer per uur boven de toegestane snelheid op de autosnelweg A16 te Prinsenbeek op 10 februari 2023. De betrokkene betwistte de gedraging en voerde aan dat de meting niet deugde, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een gelijkblijvende afstand tussen het doelvoertuig en het voertuig van de verbalisant. De officier van justitie had de beschikkingsgegevens gewijzigd en een proceskostenvergoeding toegekend, waartegen beroep werd ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat uit de verklaring van de verbalisant voldoende bleek dat de gedraging was verricht. De kantonrechter vond de verklaring van de verbalisant geloofwaardig en zag geen reden om te twijfelen aan de vaststelling van de snelheid. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de boete te matigen. De uitspraak werd openbaar gedaan en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.