ECLI:NL:RBZWB:2024:9185

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10845104 \ MB VERZ 23-702
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren op een verboden plek op de Beyerd te Breda op 4 april 2022. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was de zittingsvertegenwoordiger mr. A. de Vreeze aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene op de hoogte had moeten zijn van de verkeerssituatie, aangezien de gemeente Breda de bebording tijdig plaatst. Het beroep werd inhoudelijk ongegrond verklaard, maar de kantonrechter constateerde een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 875,-. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10845104 \ MB VERZ 23-702
CJIB-nummer : 5062 5422 4865 9149
uitspraakdatum : 3 december 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 december 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen, maar namens gemachtigde was mr. P.C. van der Aarsen aanwezig. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden op de Beyerd te Breda op 4 april 2022 om 08:55 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene een pro-forma beroep ingediend. Gemachtigde stelt dat betrokkene zich niet met de beslissing kan verenigen en verzoekt om een nader termijn voor het indienen van aanvullende gronden. Betrokkene ontkent de gedraging en stelt dat de verbalisant niet bevoegd was. Ook ontbreekt de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Binnen de door de rechtbank gegeven termijn zijn geen aanvullende gronden ingediend.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat betrokkene een aantal dagen voor het moment van de constatering het parkeerterrein was opgereden. Op dat moment was er, volgens betrokkene, geen onderbord met de daarbij horende tijden aanwezig. Dit is ook niet gebleken uit schouwrapporten of uit andere bronnen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gemeente Breda plaatst dergelijke bebording ruim van tevoren, namelijk tien dagen voordat het verkeersbord werking heeft. Van de gemiddelde weggebruiker kan worden verwacht dat hij eens in de tien dagen zijn auto gebruikt of langs de auto loopt en dat het opvalt dat de verkeerssituatie ter plaatse is gewijzigd. Daarnaast is er een grote verantwoordelijkheid voor de weggebruiker zelf om te controleren of op de locatie waar het voertuig staat, vooral als het voertuig daar langer dan gemiddeld staat, de verkeerssituatie is gewijzigd. Voor een buitengewone opsporingsambtenaar is het niet na te gaan hoelang een voertuig al op een locatie aanwezig is.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om hier anders over te oordelen. Daarbij is van belang dat de gemeente Breda dergelijke bebording ruim tevoren plaatst, namelijk tien dagen voordat het verkeersbord werking heeft. De kantonrechter is van oordeel dat van een gemiddelde weggebruiker mag worden verwacht dat hij eens in de tien dagen zijn auto gebruikt of langs de auto loopt en dat het opvalt dat de verkeerssituatie ter plaatse is gewijzigd. Betrokkene had op de hoogte moeten en kunnen zijn van de betreffende bebording.
De boete is dus terecht opgelegd.
Het beroep is inhoudelijk ongegrond.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 20 april 2022 en is de redelijke termijn dus met meer dan zeven maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Proceskostenvergoeding
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 75,- plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: