Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet correct gebruiken van een veiligheidsgordel op 22 september 2022. De gemachtigde van de betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting op 3 december 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de gemachtigde heeft de argumenten gepresenteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%. Daarnaast heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn ontstaan in de fase waarin de redelijke termijn was overschreden. Tevens is er een dwangsom toegewezen omdat de officier van justitie niet tijdig had beslist. De uiteindelijke beslissing was dat de boete werd gematigd tot € 112,50, met een terugbetaling van € 37,50 aan de betrokkene en een proceskostenvergoeding van € 437,50.