ECLI:NL:RBZWB:2024:9154

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11116011 MB VERZ 24-655
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op de Houtmarkt in Breda. De gemachtigde van de betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter heeft de procedure en de argumenten van de gemachtigde beoordeeld. De gemachtigde stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er sprake zou zijn van een lijnbusbaan en dat de hoorplicht was geschonden, omdat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie voerde aan dat er duidelijke bebording aanwezig was die de geslotenverklaring aangaf en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht niet leidde tot vernietiging van de boete, omdat de gedraging voldoende was vastgesteld op basis van de beschikbare bewijsstukken.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11116011 \ MB VERZ 24-655
CJIB-nummer : 9062 5422 5434 4408
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: handelen in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen: bord C12 op de Houtmarkt (richting oude Vest) te Breda op 24 november 2022 om 14:38 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene meent dat er geen sprake is van een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen aangezien er sprake is van een lijnbusbaan. Deze weg is in beide richtingen gesloten waardoor er sprake zou moeten zijn van feitcode R622a met als omschrijving: “als weggebruiker gebruik maken van bus- baan of -strook aangeduid met: lijnbus”.
Gemachtigde stelt dat er sprake is van schending van de hoorplicht aangezien de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe aangevoerd dat op de pleeglocatie duidelijke bebording aanwezig is waaruit blijkt dat het een geslotenverklaring betreft. Deze bebording is ook zichtbaar op de foto’s die in het dossier zitten. Het klopt dat lijnbussen zijn uitgesloten van de betreffende geslotenverklaring, maar een verbalisant heeft een discretionaire bevoegdheid om te kiezen welke feitcode hij oplegt.
De zittingsvertegenwoordiger erkent de schending van de hoorplicht, maar stelt dat hier geen gevolgen aan hoeven te worden verbonden, gezien de extra schriftelijke ronde.

Overwegingen

Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter stelt vast dat de bebording op de pleeglocatie duidelijk is dat sprake is van een geslotenverklaring. Het had voor betrokkene duidelijk moeten zijn dat hij niet in die straat mocht rijden en hij had hiernaar moeten handelen. De kantonrechter stelt vast dat lijnbussen en ontheffinghouders zijn uitgesloten van de betreffende geslotenverklaring en dat op het wegdek ‘lijnbus’ is geschilderd, maar dat is onvoldoende reden om te oordelen dat een andere feitcode had moeten worden toegepast. Een verbalisant heeft een discretionaire bevoegdheid om te kiezen welke feitcode hij gebruikt. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom inhoudelijk ongegrond verklaard en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: