ECLI:NL:RBZWB:2024:9149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
11002063 MB VERZ 24-311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens stilstaan op trottoir

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De boete was opgelegd aan betrokkene voor het stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Oude Vest te Breda op 1 januari 2023. Betrokkene heeft via een gemachtigde beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht in strijd was met de wet, maar dat dit niet leidde tot vernietiging van de boete, omdat de gedraging voldoende was aangetoond door de verbalisanten en de foto in het dossier. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking werd ongegrond verklaard. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 11002063 \ MB VERZ 24-311
CJIB-nummer : 5062 5422 5493 5189
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Oude Vest te Breda op 1 januari 2023 om 18:04 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene betwist dat het om een trottoir gaat, maar stelt dat hij in de berm op de Oude Vest stond. Gemachtigde heeft opgemerkt dat het aanvullend proces-verbaal is opgemaakt door een andere verbalisant die niet op de pleegdatum aanwezig was. Gemachtigde meent dat geen waarde kan worden gehecht aan dit proces-verbaal omdat er onder ambtseed zaken gerelateerd worden door iemand die niet aanwezig was bij de vermeende gedraging.
Gemachtigde stelt dat er sprake is van schending van de hoorplicht aangezien de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de foto in het dossier blijkt dat het voertuig met twee wielen op het trottoir stond geparkeerd. Dat het aanvullende proces-verbaal is opgemaakt door een andere verbalisant dan die de gedraging heeft geconstateerd is niet relevant, aangezien het aanvullende proces-verbaal vooral is gebaseerd op informatie die uit de foto naar voren komt. Er staat geen informatie in die een andere verbalisant niet zou kunnen weten.
De zittingsvertegenwoordiger erkent de schending van de hoorplicht, maar stelt dat hier geen gevolgen aan hoeven te worden verbonden, gezien de extra schriftelijke ronde.

Overwegingen

Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisanten en de foto - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant in het aanvullende proces-verbaal. De gedraging is blijkens het zaakoverzicht door twee verbalisanten waargenomen. Een van die verbalisanten heeft het aanvullende proces-verbaal opgemaakt. In het aanvullend proces-verbaal staat precies de informatie die ook op de foto zichtbaar is, namelijk dat met twee wielen op het trottoir is geparkeerd en dus niet in een berm. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom inhoudelijk ongegrond verklaard en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: