ECLI:NL:RBZWB:2024:9148

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
10970308 MB VERZ 24-252
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De boete was opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder de juiste vergunning. Betrokkene had een gehandicaptenparkeerkaart, maar parkeerde op een gereserveerde plek zonder het juiste voertuig. De gemachtigde van betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was en dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de gemachtigde in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 november 2024 was de gemachtigde aanwezig, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De kantonrechter erkende de schending van de hoorplicht, maar oordeelde dat dit geen gevolgen had voor de beslissing, omdat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking werd ongegrond verklaard. De kantonrechter wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de inleidende boetebeschikking in stand bleef.

De uitspraak benadrukt dat ook met een gehandicaptenparkeerkaart niet op een gereserveerde parkeerplaats mag worden geparkeerd. De kantonrechter volgde de argumenten van de zittingsvertegenwoordiger en concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, ondanks de schending van de hoorplicht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10970308 \ MB VERZ 24-252
CJIB-nummer : 1062 5422 5493 5164
uitspraakdatum : 4 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerkaart bestemde voertuig op de Academiesingel te Breda op 30 december 2022 om 16:12 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft een gehandicaptenkaart en had verwacht dat de officier van justitie de boete zou matigen of intrekken. De auto van betrokkene is die dag weggesleept en hiervoor heeft hij € 211,75 aan wegsleepkosten moeten betalen.
Gemachtigde stelt dat er sprake is van schending van de hoorplicht aangezien de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid heeft gesteld om gehoord te worden. Voorts verzoekt gemachtigde een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Ook met een gehandicaptenparkeerkaart is het niet toegestaan om op een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats te parkeren. Dat het voertuig is weggesleept staat los van de boete.
De zittingsvertegenwoordiger erkent de schending van de hoorplicht, maar stelt dat hier geen gevolgen aan hoeven te worden verbonden, gezien de extra schriftelijke ronde.

Overwegingen

Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is om die reden gegrond.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De kantonrechter is van oordeel dat het niet relevant belang is of betrokkene een gehandicaptenparkeerkaart heeft, omdat ook met een gehandicaptenparkeerkaart niet op een geserveerde gehandicaptenparkeerplaats geparkeerd mag worden. Juist betrokkene moet hiervan op de hoogte zijn. Dat het voertuig van betrokkene is weggesleept, staat hier los van.
Het beroep wordt daarom inhoudelijk ongegrond verklaard en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet evenals het hof (ECLI:NL:GHARL:2023:6930) geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: