Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De zaak betreft een verzoek van de klager, geboren in 2006, die in beslag genomen geld wenst terug te krijgen. Het geldbedrag van € 1.000,00 was in beslag genomen op 21 mei 2023. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.A. Pietsch, heeft verklaard dat het geld zijn spaargeld was, bedoeld voor zijn rijbewijs en verjaardagsgeld. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 19 januari 2024, heeft de klager aangegeven dat hij niet op de hoogte was van de reden van zijn verdenking en dat hij geen herinnering had aan het verhoor. De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, heeft aangegeven dat er nog geen procesdossier beschikbaar was en dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het geld, omdat er nog een onderzoek loopt. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van het geld zal bevelen. De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de klager het geld niet terugkrijgt. De beslissing is genomen door rechter mr. M.H.M. Collombon en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.