ECLI:NL:RBZWB:2024:906

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-018752
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex. art. 552a Sv betreffende conservatoir beslag in drugslabzaak

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, geboren in 1997, een klaagschrift indiende op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tegen het gelegde beslag. Het klaagschrift werd behandeld in raadkamer op 19 januari 2024, waar klaagster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. F. Bajrami, en de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, aanwezig was. Klaagster betoogde dat er geen strafrechtelijk belang was om het beslag te handhaven, aangezien er geen verband zou zijn tussen de verdenking van een strafbaar feit en de in beslag genomen goederen. De rechtbank constateerde dat het beslag was gelegd in het kader van een onderzoek naar betrokkenheid bij een drugslab, maar dat de onderliggende stukken ontbraken. De officier van justitie stelde dat het beslag noodzakelijk was voor een mogelijke geldboete, maar de rechtbank oordeelde dat het klaagschrift voor parketnummer 02-124723-23 niet-ontvankelijk was, omdat er geen beslag meer lag. Voor het beslag onder parketnummer 02-203037-23 oordeelde de rechtbank dat het klaagschrift ongegrond was, omdat er voldoende redenen waren om het beslag te handhaven. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond en bevestigde de noodzaak van het conservatoir beslag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-124723-23
raadkamernummer : 23-018752
datum : 19 januari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. F. Bajrami, advocaat te Breda (Princenhagelaan 1B3, 4813 DA Breda),
hierna te noemen: klaagster, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a Sv, waaruit blijkt dat op 16 mei 2023 onder klaagster in beslag zijn genomen:
  • Een tas van het merk Louis Vuitton
  • Een paar schoenen van het merk Louis Vuitton
  • Een riem van het merk Louis Vuitton
  • Een tas van het merk Louis Vuitton
  • het klaagschrift, ingediend op 25 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 januari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein en mr. F. Bajrami als gemachtigd raadsman.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Klaagster meent dat er geen strafrechtelijk belang is om het beslag te laten voortduren, nu er geen samenhang is tussen de verdenking van het strafbaar feit en de goederen. Klaagster heeft hard gewerkt voor deze goederen en kan de aankoop onderbouwen aan de hand van haar bankafschriften. Bij de behandeling van het klaagschrift vult de raadsman aan dat er in het dossier stukken omtrent het beslag ontbreken, waardoor het beslag niet kan voortduren. Het parketnummer (02-124723-23) waaronder het klaagschrift is ingediend, ziet op een verdenking poging zware mishandeling en overtreding van de Wet wapens en munitie. Het verweerschrift van het Openbaar Ministerie ziet ook op dit parketnummer, maar de onderliggende stukken ten aanzien van beslag ontbreken dus. Als er nu wordt verwezen naar een andere strafzaak is dit niet correct. Uit het dossier blijkt niet dat het beslag is overgeheveld naar het andere parketnummer (02-203037-23). De motivering van het Openbaar Ministerie voor handhaving van het beslag is bovendien onvoldoende. Daarbij komt dat de zaak met betrekking tot de poging zware mishandeling is geseponeerd. Het is onbegrijpelijk dat de goederen nog niet zijn teruggegeven nu het Openbaar Ministerie geen belang meer heeft bij het laten voortduren van het beslag. Er moet een proportionaliteits- en belangenafweging worden gemaakt en die dient te leiden tot teruggave.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er beslag ligt op de goederen op grond van de machtiging conservatoir beslag die door de rechter-commissaris is afgegeven op 15 augustus 2023 onder parketnummer 02-203037-23. Uit de aanvraag conservatoir beslag volgt dat klaagster wordt verdacht van betrokkenheid bij het exploiteren van een drugslab. Met het oog op een eventuele geldboete is er conservatoir beslag gelegd. Bijgevoegd bij de aanvraag is de kennisgeving van inbeslagname, waarbij ook de drugsdelicten worden genoemd. Gelet op de aanvraag en machtiging conservatoir beslag acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend aan klager een geldboete of een ontnemingsmaatregel op zal leggen. De officier van justitie verzoekt het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Voor zover voor dit klaagschrift van belang geldt dat klaagster verdachte is (geweest) in twee strafzaken, te weten ten aanzien van onder meer poging zware mishandeling onder parketnummer 02-124723-23 en drugsdelicten onder parketnummer 02-203037-23. Het klaagschrift is ingediend onder parketnummer 02-124723-23.
Voor zover het klaagschrift inderdaad ziet op beslag onder parketnummer 02-124723-23, acht de rechtbank klaagster daarin niet-ontvankelijk. De rechtbank stelt vast dat niet blijkt dat er in deze zaak beslag is gelegd, laat staan dat er thans nog beslag ligt. Op de kennisgeving van inbeslagname van de goederen staat vermeld dat het beslag is gelegd in het onderzoek Carpi. Dat staat ook vermeld op de aanvraag conservatoir beslag en de daarop door de rechter-commissaris afgegeven machtiging. Carpi is de onderzoeksnaam van het onderzoek aangaande de verdenking van betrokkenheid bij een drugslab. Ook overigens blijkt niet dat er beslag ligt op goederen onder parketnummer 02-124723-23. De enkele omstandigheid dat de officier van justitie in reactie op het klaagschrift onder dit nummer stelt dat het beslag gehandhaafd moet blijven, maakt dit niet anders.
Voor zover het klaagschrift doelt op het onder parketnummer 02-203037-23 gelegde beslag, acht de rechtbank klaagster wel ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling daarvan stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een verdenking ter zake van een misdrijf bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie. De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, een geldboete tot tenminste de hoogte van de waarde van de inbeslaggenomen goederen zal opleggen, dan wel aan verdachte de verplichting tot betaling van een geldbedrag tot ten minste die hoogte ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De rechtbank weegt in haar oordeel de aanvraag en de machtiging conservatoir beslag van de rechter-commissaris mee tot een bedrag van € 20.000,-. Aangezien deze voorwerpen dus in zoverre kunnen strekken tot zekerheid van de nakoming van zodanige verplichtingen, dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94a Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
  • het klaagschrift voor zover het ziet op parketnummer 02-124723-23 niet-ontvankelijk;
  • het klaagschrift voor zover het ziet op parketnummer 02-203037-23 ongegrond.
Deze beslissing is op 2 februari 2024 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).