ECLI:NL:RBZWB:2024:905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-019302
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex. art. 552a Sv, ongegrond verklaard door de rechtbank inzake beslaglegging op goederen in verband met drugshandel en witwassen

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was ingediend door de klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek naar drugshandel en witwassen beslag had gelegd op zijn personenauto en sieraden. De klager stelde dat de goederen niet van misdrijf afkomstig waren en dat het voortduren van het beslag geen bijdrage leverde aan de waarheidsvinding. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 19 januari 2024, werd de klager vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. A. Zeeman, en was de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, aanwezig.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek naar de verdenking van drugshandel en witwassen nog niet was afgerond en dat er een strafvorderlijk belang bestond voor het voortduren van het beslag. De officier van justitie stelde dat de stukken in het dossier niet voldoende waren om aan te tonen dat de klager over legale inkomsten beschikte ten tijde van de inbeslagname. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de goederen, omdat deze mogelijk konden dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de goederen gehandhaafd blijft. Deze beslissing werd genomen door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in aanwezigheid van griffier K. Verdult, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-019302
datum : 19 januari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A. Zeeman advocaat te Amsterdam, (Postbus 12076, 1100 AB Amsterdam),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 11 mei 2023 onder klager in beslag zijn genomen:
  • een personenauto van het merk Mercedes, type C 250 D en voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto);
  • Horloge Aldemars Piquet;
  • 2 stuks goudkleurige halskettingen;
  • Ring met slang goudkleurig;
  • Ring met witte steen goudkleurig;
  • Ring met rode steen goudkleurig;
  • het klaagschrift, ingediend op 27 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 januari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein en mr. A. Zeeman als gemachtigd raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Klager meent dat er geen strafrechtelijk belang is om het beslag te laten voortduren van de personenauto en de sieraden. Deze goederen zijn niet van enig misdrijf afkomstig of met geld uit misdrijf aangeschaft. Daarmee komen de goederen niet in aanmerking voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het voortduren van het beslag levert geen bijdrage aan de waarheidsvinding. Bij de behandeling van het klaagschrift vult de raadsman aan dat klager beschikt over legale vermogensbronnen. Sinds 2016 heeft hij een mobiele kapsalon. Daarnaast heeft hij een fors bedrag teruggekregen van de Belastingdienst in verband met de toeslagenaffaire en stopt zijn moeder hem soms wat geld toe. De sieraden heeft klager in Suriname gekocht. Klager heeft zijn auto nodig om zijn werk te kunnen uitvoeren. Het gemis van de auto is problematisch. Het is van belang dat klager spoedig zijn onderneming weer op kan pakken. Sinds de verdenking is klager in een depressie geraakt. De raadsman merkt daarnaast op dat het klaagschrift moet worden beoordeeld aan de hand van de zeer beperkte stukken die beschikbaar zijn. Het dossier bevat enkel een proces-verbaal van binnentreden en een kennisgeving van inbeslagname. De raadsman heeft stukken opgevraagd bij het Openbaar Ministerie, maar deze tot op heden niet ontvangen. De inhoud van de beschikbare stukken acht de raadsman onvoldoende om het beslag te laten voortduren. Te meer nu klager heeft aangetoond dat hij over een legale inkomstenbron beschikt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dat het beslag gehandhaafd dient te worden. De stukken die de raadsman heeft overgelegd tonen niet aan dat klager ten tijde van de inbeslagname over een legale inkomstenbron beschikte. De officier van justitie erkent dat de stukken in het dossier nog beperkt zijn, maar het onderzoek naar de verdenking van drugshandel en witwassen is nog bezig. In december 2023 was het financieel onderzoek nog niet afgerond en zouden er verhoren met klager en zijn vriendin worden gepland. Gelet op voornoemde omstandigheden is er nog steeds een strafvorderlijk belang dat zich verzet tegen teruggave van de goederen. Nadat de verhoren hebben plaatsgevonden is er zicht op het einde van het onderzoek en kan het dossier worden ingestuurd en beoordeeld.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
Bij de beoordeling van het klaagschrift slaat de rechtbank acht op de stukken in het dossier. Het is op zichzelf juist dat het om een relatief beperkt dossier gaat. Uit de toelichting van de officier van justitie blijkt dat het onderzoek naar de handel in drugs en witwassen nog niet is afgerond. Klager en zijn vriendin dienen nogmaals te worden gehoord en het financieel onderzoek loopt nog. De officier van justitie heeft gemeld dat het de verwachting is dat het onderzoek naar verwachting op korte termijn zal worden afgerond, waarna er een vervolgingsbeslissing zal worden genomen. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er een strafvorderlijk belang bestaat voor voortduring van het beslag en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de goederen zal uitspreken. De door de raadsman overgelegde stukken aangaande een legale inkomstenbron kunnen thans nog niet tot een ander oordeel leiden. Het beslag dient te worden gehandhaafd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 2 februari 2024 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).