ECLI:NL:RBZWB:2024:901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
RK 23-019495
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex. art. 552a Sv inzake beslag op motor

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was ingediend door een klager, die de eigenaar van een in beslag genomen motor is. De motor was in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een andere persoon, hierna aangeduid als belanghebbende, die verdacht werd van het rijden zonder geldig rijbewijs. De klager stelde dat er geen strafvorderlijk belang was om het beslag te handhaven en verzocht om teruggave van de motor. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 19 januari 2024, werd de klager vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.A. Nunnikhoven, en was de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, aanwezig. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de motor, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de motor zal uitspreken. De rechtbank concludeerde dat de klager en de belanghebbende op hetzelfde adres wonen en dat de motor samen was aangeschaft, wat de mogelijkheid van misbruik van de motor door de belanghebbende vergrootte. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de motor gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 23-019495
datum : 19 januari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A.A. Nunnikhoven, advocaat te Tilburg (Elzenstraat 53, 5038 HC Tilburg),
hierna te noemen: de klager

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 27 juni 2023 onder in het strafvorderlijk onderzoek tegen dhr. [belanghebbende] in beslag is genomen: een motor van het merk Honda, type PC 34, en voorzien van het [kenteken] (hierna: de motor);
  • het klaagschrift, ingediend op 2 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 19 januari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, mr. A.A. Nunnikhoven als gemachtigd raadsman van klager en dhr. [belanghebbende] als belanghebbende.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Klager stelt zich op het standpunt dat er geen strafvorderlijk belang is om het beslag te laten voortduren en gelast de teruggave van het inbeslagname goed. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar is van de inbeslaggenomen motor, maar dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit met de inbeslaggenomen motor. Daarnaast stelt klager dat het openbaar ministerie niet op de hoogte is van het beslag en dat de politie desondanks de motor niet wil retourneren. Het is klager onduidelijk wat de status van het beslag is. Bij de behandeling van het klaagschrift vult de raadsman aan dat klager en belanghebbende wel in hetzelfde complex wonen, maar dat zij niet samenwonen. Zij wonen in een complex waar nog twintig à dertig andere mensen wonen.
De belanghebbende verklaart dat hij en klager op hetzelfde adres wonen, maar dat zij niet samenwonen. De motor is eigendom van klager en klager was er niet van op de hoogte dat belanghebbende de motor had meegenomen. Belanghebbende was erbij toen klager de motor kocht, maar heeft niet aan de motor meebetaald.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te worden, nu beslagene ervan wordt verdacht te hebben gereden zonder geldig rijbewijs. Beslagene is daarvoor al meermalen veroordeeld. Dat is de reden voor het beslag op de motor. Dat niet beslagene maar klager de eigenaar is van het inbeslaggenomen voertuig levert gelet op de omstandigheden geen grond op voor teruggave van de motor. Klager en beslagene zijn immers woonachtig op hetzelfde adres, hebben de motor samen aangeschaft en zijn beiden niet in het bezit van een rijbewijs A. Ook zijn van zowel klager als beslagene meerdere rijbewijs categorieën ongeldig verklaard. De officier van justitie acht het gelet daarop niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de motor uitspreekt.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen:
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
In deze doet zich het geval voor dat een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt, stelt rechthebbende te zijn en zich beklaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. In een dergelijk geval zal de rechtbank bij de beoordeling tevens acht moeten slaan op het bepaalde in art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr, inhoudende dat voorwerpen die niet aan de veroordeelde toebehoren alleen verbeurd kunnen worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met hun verkrijging door middel van het strafbare feit of met het gebruik of de bestemming in verband daarmede, dan wel die verkrijging, dat gebruik of die bestemming redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, verzet tegen teruggave. Het is niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de verbeurdverklaring van de motor zal uitspreken. Beslagene heeft gereden zonder rijbewijs en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uit het dossier volgt dat klager en beslagene op hetzelfde adres woonachtig zijn en de motor samen hebben gekocht. Hieruit volgt in ieder geval dat klager en beslagene vaker contact met elkaar hebben gehad en dat dit contact kennelijk ook zag op hun gezamenlijke interesse voor het motorrijden. Dat beslagene niet heeft meebetaald aan de motor, is daarbij niet zonder meer van belang. Belanghebbende kon zonder dat klager erbij was de motor gebruiken. Zowel klager als belanghebbende beschikken niet over een rijbewijs van de categorie A, zijn meermaals veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs en rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Met inachtneming van voornoemde omstandigheden acht de rechtbank het tevens niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter tot het oordeel zal komen dat klager wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat beslagene gebruik heeft gemaakt van de motor terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor geschikt rijbewijs.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 2 februari 2024 gegeven door mr. M.H.M. Collombon, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).