In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van 14 oktober 2024, waarbij haar woning op grond van de Opiumwet voor een maand werd gesloten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 9 december 2024. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.H.J. de Graaf, betwistte de sluiting van haar woning, waarin 44,69 gram MDMA was aangetroffen, en stelde dat er geen feitelijke handel vanuit haar woning plaatsvond. De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.D.A. Dellevoet en een andere gemachtigde, stelde dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor de handel en dat hij bevoegd was tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had aangetoond dat verzoekster op de hoogte was van de drugs in haar woning en dat de sluiting niet noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening toe, schorste het bestreden besluit en droeg de burgemeester op het griffierecht en proceskosten te vergoeden.