ECLI:NL:RBZWB:2024:8945

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
24/7948 vovo VOG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verklaring omtrent gedrag (VOG) door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had de VOG aangevraagd om een chauffeurskaart te verkrijgen, maar zijn aanvraag werd afgewezen op basis van informatie uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS), waaruit bleek dat hij eerder met justitie in aanraking was gekomen. De staatssecretaris oordeelde dat er een risico voor de samenleving bestond als verzoeker de strafbare feiten zou herhalen, wat niet verenigbaar was met de functie van taxichauffeur. Verzoeker voerde aan dat de Deense veroordeling niet betrokken mocht worden bij de beoordeling en dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegewogen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de VOG te weigeren, gezien de ernst van de eerdere strafbare feiten en het risico voor de samenleving. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor verzoeker voorlopig geen VOG ontvangt en zijn werkzaamheden als taxichauffeur niet kan voortzetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan de belangen van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7948 VOG VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K. Cras),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 november 2024 (bestreden besluit) van de staatssecretaris over de afwijzing van zijn aanvraag om een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot dit besluit.
1.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en namens de staatssecretaris [naam] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Feiten en omstandigheden
2. Verzoeker heeft op 22 augustus 2024 een VOG aangevraagd voor het verkrijgen van een chauffeurskaart bij het [B.V.]
De staatssecretaris heeft het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) geraadpleegd. In dit systeem worden alle misdrijven en een groot aantal overtredingen van natuurlijke personen en rechtspersonen geregistreerd. Bij de aanvraag van een chauffeurskaart geldt in het JDS een terugkijktermijn van vijf jaar. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit rekening gehouden met de volgende informatie over verzoeker uit het JDS:
  • Op 16 februari 2024 te Breda is verzoeker volgens registratie in het JDS met politie/justitie in aanraking gekomen wegens het overschrijden van de maximumsnelheid (artikel 62 jo. bord A1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Deze zaak staat nog open.
  • Bij strafbeschikking van 24 maart 2023 is verzoeker een geldboete van € 650,- opgelegd wegens als bestuurder onverzekerd rijden (artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen).
  • Bij strafbeschikking van 24 maart 2023 is aan verzoeker een geldboete van € 710,- opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid (artikel 20, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990).
  • Verzoeker is op 7 februari 2023 in Denemarken veroordeeld wegens “Udlaendingeloven, menneskesmugling” tot 30 dagen gevangenisstraf en uitwijzing voor de duur van 6 jaren. Deze uitspraak is op 7 februari 2023 onherroepelijk geworden.
Bij brief van 10 september 2024 heeft de staatssecretaris aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt dat hij geen VOG krijgt.
Verzoeker heeft op 17 september 2024 zijn zienswijze gegeven tegen dit voornemen.
Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat er een risico voor de samenleving bestaat als verzoeker de strafbare feiten herhaalt.
Bestreden besluit
3.1
De staatssecretaris heeft aan de afwijzing van de aanvraag van verzoeker om een VOG ten grondslag gelegd dat er een risico voor de samenleving bestaat als verzoeker de strafbare feiten herhaalt. Uit het JDS is gebleken dat verzoeker eerder met justitie in aanraking is geweest. Verzoeker heeft geldboetes opgelegd gekregen voor te hard rijden en rijden in een auto die niet verzekerd is en hij is in Denemarken veroordeeld voor hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf. Dit gaat niet samen met de functie van taxichauffeur.
3.2
De staatssecretaris vindt het risico voor de samenleving te groot om verzoeker een VOG te geven. Verzoeker is meerdere malen met justitie in aanraking gekomen waardoor de kans op recidive groter is. Daarnaast is hij kortgeleden nog met justitie in aanraking gekomen, kreeg verzoeker drie niet lichte straffen en wordt hij nog verdacht van een ernstig strafbaar feit. De staatssecretaris vindt het belang van de samenleving zwaarder wegen dan het belang van verzoeker. Verkeersdelicten passen niet bij de functie van taxichauffeur waarvoor verzoeker een VOG aanvraagt.
Standpunt verzoeker
4.1
Verzoeker stelt dat de Deense veroordeling niet betrokken mag worden bij het objectieve criterium. Hierbij wijst verzoeker op een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 augustus 2019 [1] . Naar Nederlands recht moet bij mensenhandel sprake zijn van opzet dan wel schuld. Dit is anders dan naar Deens recht waar kennelijk geen schuld vastgesteld hoeft te worden. Hoewel verzoeker in Denemarken is veroordeeld wegens het assisteren van een persoon zonder verblijfsstatus illegaal het land binnen te smokkelen, is naar de Nederlandse opvatting en de nationale praktijk wat betreft de strafbaarstelling van mensensmokkel daar in dit geval geen sprake van.
4.2
Verder is verzoeker van mening dat de VOG alsnog dient te worden afgegeven op basis van het subjectieve criterium. Allereerst dienen de bijzondere omstandigheden van de Deense veroordeling in het voordeel van verzoeker te worden meegenomen bij de beoordeling of het recidiverisico in voldoende mate beperkt is om tot toewijzing over te gaan.
4.3
Hoewel eenmalig sprake is van één recidive feit met betrekking tot een snelheidsovertreding, is verzoeker ruim tien jaar beroepschauffeur en los van deze twee snelheidsovertredingen is geen sprake van strafbaar (verkeers-)gedrag. Evenmin worden andere verkeersdelicten aangetroffen op basis waarvan de staatssecretaris kan oordelen dat het recidiverisico te hoog is. Bovendien zijn de eerdere verkeersdelicten relatief licht afgedaan door middel van een geldboete. Verzoeker meent dat het risico thans in voldoende mate is afgenomen om toewijzing van de VOG te rechtvaardigen.
4.4
Ook is verzoeker van mening dat zijn belangen onvoldoende zijn meegewogen. De verkeersovertredingen zijn nooit gepleegd tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden. Ook heeft verzoeker, na zijn traumatische ervaringen in Denemarken, zich ontwikkeld en heeft hij van zijn fouten geleerd. Verzoeker werkt al ruim tien jaar als taxichauffeur en heeft veel ritten met een hoge (klanten)beoordeling gemaakt. Voorts heeft verzoeker de afgelopen twee jaar een erg moeilijke periode achter de rug door zijn veroordeling in Denemarken en andere privéomstandigheden. Zonder chauffeurskaart verliest verzoeker zijn werk en inkomen en dat is, gelet op alle omstandigheden tezamen, een disproportioneel gevolg. Ten slotte heeft verzoeker geen andere werkervaring of diploma’s en ziet hij geen mogelijkheid om op een andere wijze inkomen te genereren.
Griffierecht
5. Verzoeker heeft vanwege betalingsonmacht verzocht om vrijstelling van de betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verzoek kan worden toegewezen, omdat is gebleken dat verzoeker op de datum waarop het griffierecht uiterlijk betaald moest worden niet beschikte over een inkomen van minimaal 95% van de bijstandsnorm.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
6.1
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6.2
Verzoeker heeft aangevoerd dat sinds zijn VOG is geweigerd, zijn chauffeurskaart niet meer geldig is en hij zijn werkzaamheden als zzp’er niet meer kan uitvoeren. Zijn chauffeurskaart was geldig tot 16 augustus 2024 en is nadien niet meer verlengd. Verzoeker stelt derhalve sinds maanden geen inkomen meer te hebben, terwijl zijn bedrijfs- en privélasten wel doorlopen. De eerdere spaartegoeden van verzoeker zijn op en hij maakt geen aanspraak op (bijstands-)uitkeringen omdat hij een eigen onderneming heeft. Als verzoeker nog langer zonder geldige chauffeurskaart zit, is de kans op een (persoonlijk) faillissement en van zijn onderneming niet meer af te wenden.
6.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker voldoende spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorlopige voorziening. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek inhoudelijk zal beoordelen.
Wat zijn de toepasselijke regels?
7.1
De voor de beoordeling van de voorlopige voorziening van belang zijnde wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
7.2
Het wettelijk systeem werkt als volgt: wanneer de aanvrager van een VOG in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de aanvraag beoordeeld aan de hand van een objectief en een subjectief criterium. Met het objectieve criterium wordt beoordeeld of de aangetroffen justitiële gegevens, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak, dan wel bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Bij het subjectieve criterium wordt beoordeeld of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het eerder genoemde risico voor de samenleving. Als dat zo is, wordt de VOG afgegeven, ook al wordt voldaan aan het objectieve criterium. Bij de toepassing van het subjectieve criterium worden als relevante omstandigheden betrokken de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
Objectief criterium
8.1
Bij het objectieve criterium wordt gekeken naar de volgende vraag:
  • is er een risico voor de samenleving
  • wanneer dit (of een soortgelijk) strafbaar feit zou worden gepleegd
  • door een willekeurig persoon
  • in de uitoefening van de activiteit waarvoor de VOG wordt aangevraagd?
Bij het objectieve criterium wordt dus niet gekeken naar de persoon van verzoeker. Er wordt alleen gekeken of de delicten waarvoor verzoeker is veroordeeld een risico vormen bij het vervullen van de functie van taxichauffeur.
8.2
Ter zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat de Deense veroordeling in de bezwaarprocedure nader wordt bekeken, maar dat dit los staat van het feit dat aan het objectieve criterium is voldaan. Tussen partijen is ook niet in geschil dat aan het objectieve criterium is voldaan, gelet op de overige delicten. Dit betekent dat de afgifte van de VOG in principe wordt geweigerd, tenzij er wordt voldaan aan het subjectieve criterium.
Subjectief criterium
9.1
Bij het subjectieve criterium wordt gekeken of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van de samenleving. Hierbij spelen de persoonlijke omstandigheden van verzoeker dus wel een rol. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium wordt in ieder geval gekeken naar de afdoening van de strafzaak (lichte of zware straf), het tijdsverloop en de hoeveelheid strafbare feiten.
9.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van meerdere strafbare feiten, die niet verenigbaar zijn met de functie van taxichauffeur. Als taxichauffeur is verzoeker verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn klanten. Verkeersdelicten passen niet bij de functie van taxichauffeur waarvoor verzoeker een VOG aanvraagt. Daarnaast is verzoeker kortgeleden nog met justitie in aanraking gekomen, kreeg verzoeker drie niet lichte straffen en wordt hij nog verdacht van een ernstig strafbaar feit.
9.3
Verder heeft de staatssecretaris bij de beoordeling van de afgifte van de VOG verzoekers persoonlijke omstandigheden betrokken. Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn persoonlijke belangen onvoldoende zijn meegewogen. Ter zitting heeft verzoeker nader toegelicht dat hij vanwege de coronapandemie een zware periode heeft gehad en dat het mentaal niet goed met hem ging. De broer van verzoeker heeft tijdens de coronapandemie op de IC gelegen en verzoeker durfde destijds niet te werken vanwege de veiligheid voor zijn familie. Ook stelt verzoeker een trauma te hebben overgehouden aan de veroordeling in Denemarken en durft hij geen ritten naar het buitenland meer te maken.
9.4
Ten aanzien van het gestelde trauma van verzoeker, de invloed van de coronapandemie op zijn mentale gezondheid en de familieomstandigheden merkt de voorzieningenrechter op dat deze niet zijn onderbouwd middels objectieve en verifieerbare gegevens. Bovendien heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij niet in behandeling is bij een medisch specialist voor zijn opgelopen trauma ten gevolge van de Deense veroordeling. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter niet is gebleken dat verzoeker geen mogelijkheid heeft om op een andere wijze inkomen te generen. Dat verzoeker door de afwijzing van de VOG vooralsnog niet in de door hem gewenste functie van taxichauffeur aan de slag kan, betekent niet dat hij geen andere baan kan verkrijgen waarbij zijn strafrechtelijke voorgeschiedenis hem niet in de weg staat.
9.5
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de staatssecretaris met de door hem gebruikte argumenten in redelijkheid heeft kunnen vinden dat verzoekers belang bij toewijzing van de VOG ondergeschikt is aan het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving. Daarbij zijn de belangen van verzoeker naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter afdoende meegewogen.

Conclusie en gevolgen

10. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dan ook af. Dat betekent dat verzoeker (vooralsnog) geen gelijk krijgt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier, op 23 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg)
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.`
Artikel 35, eerste lid
Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
Beleidsregels VOG-NP-RP 2018
Paragraaf 3.2. Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
justitiële gegevens (strafbaar feit);
indien herhaald;
risico voor de samenleving en
een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.3. Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Voor de toepassing van het subjectieve criterium wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds aanvragen waarop het reguliere beoordelingskader van toepassing is (zie paragraaf 3.3.1) en anderzijds aanvragen waarop het verscherpte toetsingskader van paragraaf 3.3.2 van toepassing is (zie paragraaf 3.3.2).
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
− de afdoening van de strafzaak;
− het tijdsverloop;
− de hoeveelheid antecedenten.
Indien de aanvrager ten tijde van het plegen van een strafbaar feit minderjarig was, betrekt het COVOG dit in de beoordeling van de aanvraag.
Ten behoeve van een goede oordeelsvorming is het COVOG bevoegd inlichtingen in te winnen bij het Openbaar Ministerie en de reclassering.
Naast justitiële gegevens kunnen ook politiegegevens de beoordeling worden betrokken. In de politiesystemen kunnen bijvoorbeeld mutaties omtrent strafbare feiten aanwezig zijn, opgemaakte processen-verbaal en (dag)rapporten. Ondanks het feit dat deze informatie niet in alle gevallen tot vervolging heeft geleid, kan deze bij de beoordeling van de aanvraag worden meegewogen. Hierdoor wordt een betrouwbaar beeld verkregen van de integriteit van de aanvrager.
Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.