Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- cliënte die apart op haar kamer is gehoord,
- de advocaat;
- mevrouw [naam 1] , als behandelaar;
- [naam 2] , verpleegkundige;
- mevrouw [naam 3] , dochter van cliënte.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënte, geboren in 1935. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nadat de vorige rechterlijke machtiging op 2 oktober 2024 was verlopen. Cliënte, die verblijft in een zorginstelling, verzet zich tegen de opname en geeft aan dat zij niets mankeert. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij cliënte apart op haar kamer is gehoord, evenals haar advocaat, behandelaar, verpleegkundige en dochter.
De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van cliënte, is er geen minder bezwarend alternatief beschikbaar. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van 12 maanden, tot en met 2 oktober 2025, en onderbouwt deze beslissing met verwijzingen naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor cliënte om cassatie aan te tekenen tegen deze beslissing.