ECLI:NL:RBZWB:2024:8918

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
C/02/429061 / FA RK 24-5489
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënte met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënte, geboren in 1935. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nadat de vorige rechterlijke machtiging op 2 oktober 2024 was verlopen. Cliënte, die verblijft in een zorginstelling, verzet zich tegen de opname en geeft aan dat zij niets mankeert. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij cliënte apart op haar kamer is gehoord, evenals haar advocaat, behandelaar, verpleegkundige en dochter.

De rechtbank heeft vastgesteld dat cliënte lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie, en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen. Ondanks het verzet van cliënte, is er geen minder bezwarend alternatief beschikbaar. De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van 12 maanden, tot en met 2 oktober 2025, en onderbouwt deze beslissing met verwijzingen naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor cliënte om cassatie aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429061 / FA RK 24-5489
Datum uitspraak: 13 december 2024
Beschikking rechterlijke machtiging
op het verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor
[cliënte],
geboren op [geboortedag] 1935 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen cliënte,
verblijvende in de [accommodatie] ,
locatie [adres] te [plaats] ,
advocaat mr. H.M.Th. de Pont te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 22 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2024 in bovengenoemde accommodatie. Daarbij zijn gehoord:
  • cliënte die apart op haar kamer is gehoord,
  • de advocaat;
  • mevrouw [naam 1] , als behandelaar;
  • [naam 2] , verpleegkundige;
  • mevrouw [naam 3] , dochter van cliënte.
1.3.
Cliënte was op haar kamer en zij wilde niet naar de ruimte waar de mondelinge behandeling werd gehouden. Zij is daarom apart in haar kamer gehoord.

2.Het verzoek

2.1.
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De standpunten

3.1.
Cliënte geeft aan zij niet langer opgenomen wil blijven. Zij mankeert helemaal niets en zij snapt daarom ook niet waarom zij überhaupt is opgenomen. Cliënte wil kunnen gaan en staan waar zij zelf wil. Zij had een leuk huisje en zij woonde in een leuke buurt. Dat is nu allemaal van haar afgenomen. Haar beste vriendin ziet zij ook niet meer, omdat zij niet graag in verzorgingstehuizen komt. Zij heeft heel lang voor haar zieke man moeten zorgen en nu wordt zij in “dit rothok” gestopt.
3.2.
De behandelaar vindt een rechterlijke machtiging voor cliënte noodzakelijk. De vorige rechterlijke machtiging verliep op 2 oktober 2024. Dit komt omdat het een periode wat beter is gegaan met cliënte en zij niet of nauwelijks verzet vertoonde. Dat is echter weer helemaal omgeslagen naar forse weerstand tegen haar huidige opname. Er is daarom opnieuw om een rechterlijke machtiging verzocht. Het is wenselijk voor cliënte als er een rechterlijke machtiging voor een jaar zou worden afgegeven, omdat een zitting voor stress bij cliënte zorgt en het niet beter gaat worden.
3.3.
De verpleegkundige geeft aan dat het korte termijn geheugen van cliënte sterk is aangetast. Ze beaamt dat cliënte de afgelopen periode fors verzet vertoont tegen de opname. Zij weigert ook om te worden verzorgd. Het is voor de verpleging vaak niet leuk om contact met haar te maken, want zij is vaak erg boos op iedereen. Terug naar huis is niet mogelijk, ze heeft 24-uurs zorg nodig en ze weigert ook daar alle hulp.
3.4.
De dochter vindt het emotioneel gezien zwaar om haar moeder zo te zien. Terug naar huis is niet meer mogelijk. Toen haar moeder nog thuis woonde, waren er hele grote zorgen. Nu vertoont zij ontzettend veel weerstand tegen haar opname en het is lastig om daar mee om te gaan.
3.5.
De advocaat constateert dat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten. Hij refereert zich daarom ook voor wat betreft de beslissing aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van 12 maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. Cliënte geeft aan dat er niets met haar aan de hand is, maar de rechtbank heeft geen gegronde redenen om te twijfelen aan de bevindingen in de medische verklaring en de bevindingen van haar behandelaar.
4.3.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Door haar dementie is cliënte niet in staat zelfstandig te functioneren. Er is een risico op ondervoeding en uitdroging. Zij denkt niet zelfstandig aan eten of drinken. Door haar desoriëntatie is zij niet (meer) in staat structuur in haar leven aan te brengen. Zij weigert frequent medicatie, waardoor er sprake is van een verhoogd risico op lichamelijk letsel en verhoogd valrisico. Er is een passende benadering nodig, zodat de medicatie wordt ingenomen. Er bestaat een risico op ontregeling van de bloeddruk en de nierfunctie bij wisselend gebruik. Op de afdeling kan zij, met een passende benadering, enkele malen per week worden verzorgd. In de thuissituatie was er sprake van dwalen en op de afdeling probeert zij regelmatig weg te lopen en dat lukt haar soms ook. Zij is niet in staat om zelfstandig hulp in te roepen.
4.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënte verzet zich hiertegen. Zij geeft aan dat er niets aan haar mankeert en dat zij per direct naar huis wil.
4.4.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Zij heeft 24 uur per dag begeleiding, toezicht en hulp nodig, omdat zij zichzelf anders in gevaar kan brengen. Zij heeft gelet op haar cognitieve stoornissen begeleiding, hulp, structuur en vooral toezicht en nabijheid nodig van een instelling. In de thuissituatie is voornoemde onvoldoende gelukt, waardoor het noodzakelijk is om de zorg gedurende een opname en verblijf te bieden.
De duur van de rechterlijke machtiging
4.5
Geconstateerd wordt dat de vorige rechterlijke machtiging afliep op 2 oktober 2024 en dat het huidige verzoek om een rechterlijke machtiging is ingediend op 22 november 2024. In de aanvraag aan het CIZ was om een rechterlijke machtiging van een jaar verzocht en tijdens de mondelinge behandeling is dit onderbouwd. Het CIZ geeft in zijn verzoekschrift aan dat dit verzoek echter geldt als een eerste rechterlijke machtiging, omdat de vorige machtiging was verlopen en daardoor kan de nieuwe machtiging maar een geldigheidsduur van maximaal zes maanden hebben.
In artikel 39 lid 5 Wzd is opgenomen dat de rechter een opvolgende rechterlijke machtiging kan verlenen voor een cliënt die al op grond van een rechterlijke machtiging in een accommodatie verblijft. In het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2021 (ECLI:NL:HR:2021:227) is opgenomen dat in de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 39 Wzd geen aanwijzingen te vinden zijn dat de wetgever verlening van een opvolgende machtiging als bedoeld in artikel 39 lid 5 Wzd heeft willen uitsluiten voor een geval waarin het daartoe strekkende verzoek na afloop van de geldigheidsduur van de voorgaande machtiging is ingediend, maar cliënte nog in de accommodatie verblijft. Aan de periode tussen de expiratiedatum van de rechterlijke machtiging en het indienen van het verzoek is geen maximale termijn gekoppeld. Dit wordt bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2024 (ECLI:NL:PHR:2024:409). De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit verzoek te beoordelen als een eerste rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden en verleent de rechterlijke machtiging voor de duur van een jaar zoals in de aanvraag was verzocht. De rechtbank benoemt hierbij ook dat er geen twijfel bestaat over de stoornis van cliënte, dat vaststaat dat het een progressief ziektebeeld is en dat een zitting voor stress zorgt bij cliënte. Zelfs bij een termijnoverschrijding van 52 dagen kan dus een opvolgende machtiging worden verleend.
4.6.
In hetzelfde arrest van de Hoge Raad is benoemd dat de rechtbank de rechterlijke machtiging moet verlenen, gerekend vanaf de datum waarop de voorgaande machtiging verstreek. Omdat de rechterlijke machtiging verliep op 2 oktober 2024, verleent de rechtbank voor betrokkene een opvolgende machtiging tot en met 2 oktober 2025.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf voor [cliënte] , geboren op [geboortedag] 1935 in [geboorteplaats] ;
5.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 2 oktober 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024 door mr Gremmen, rechter, in aanwezigheid van Weterings, griffier en op schrift gesteld op 20 december 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.