ECLI:NL:RBZWB:2024:89

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 22_5239
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op grond van onrechtmatige handelingen en besluiten in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft verzoeker de rechtbank verzocht om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda te veroordelen tot schadevergoeding. Verzoeker ontving een uitkering op basis van de Participatiewet, maar het college startte een onderzoek naar de rechtmatigheid van deze uitkering. Verzoeker stelt dat hij schade heeft geleden door onrechtmatige handelingen van het college, die hebben geleid tot de beëindiging van zijn uitkering. Tijdens de zitting op 14 december 2023 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P.F.M. Gulickx. Het college werd vertegenwoordigd door mr. S.S. Hyder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2022, waarin zijn uitkering werd beëindigd. Dit besluit wordt als rechtmatig beschouwd, en verzoeker heeft zelf aangegeven dat de beëindiging niet onrechtmatig is. De rechtbank concludeert dat er geen basis is voor schadevergoeding, omdat er geen onrechtmatig besluit is vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en merkt op dat verzoeker zich in dat geval tot de civiele rechter kan wenden voor eventuele schade die voortvloeit uit de onderzoeken van het college.

De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 5 januari 2024, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5239 PW

uitspraak van 5 januari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft de rechtbank verzocht het college te veroordelen tot vergoeding van zijn schade.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 14 december 2023. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met twee beroepszaken van verzoeker. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] en mr. S.S. Hyder.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker ontving een uitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft aanleiding gezien om een onderzoek te starten naar de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering.
Op 18 januari 2022 heeft verzoeker per e-mail verzocht om zijn uitkering per 1 januari 2022 stop te zetten.
Met het besluit van 19 januari 2022 is aan verzoeker meegedeeld dat op zijn verzoek de uitkering wordt beëindigd per 1 januari 2022. In het besluit is ook vermeld dat verzoeker hierdoor geen gebruik meer kan maken van de collectieve ziektekostenverzekering en de Bredapas. Verder is meegedeeld dat het gereserveerde vakantiegeld wordt verrekend met een openstaande vordering. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, voor zover het besluit betrekking heeft op de ziektekostenverzekering, de Bredapas en de verrekening van het vakantiegeld.
Met het besluit van 7 april 2022 is het bezwaar van verzoeker gegrond verklaard. Verzoeker houdt recht op de Bredapas en de collectieve ziektekostenverzekering. Verder is meegedeeld dat de vordering op verzoeker is komen te vervallen, zodat er geen aanleiding bestaat het vakantiegeld te verrekenen en een termijnbedrag af te spreken.
Standpunt verzoeker
2. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Hierdoor heeft hij schade geleden. De materiele schade bestaat uit de uitkering die hij zou hebben ontvangen als de uitkering niet zou zijn beëindigd. Daarnaast heeft verzoeker immateriële schade omdat hij door de diverse onderzoeken van het college en het niet meer ontvangen van de uitkering veel slapeloze nachten van de stress heeft. Daarnaast heeft hij een hoge bloeddruk.
Standpunt college
3. Het college heeft gesteld dat een schadevergoeding alleen zou kunnen bestaan uit wettelijke rente. Het is niet duidelijk welke schade verzoeker lijdt en de uitkering is op eigen verzoek van verzoeker beëindigd. Er is geen verzuim van betaling, zodat ook geen sprake kan zijn van geleden schade.
Beoordeling rechtbank
4. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit.
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit
c. het niet tijdig nemen van een besluit.
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
5. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank aan verzoeker gevraagd welke wettelijke bepaling ten grondslag ligt aan zijn schadeverzoek. Verzoeker heeft in zijn brief van 3 november 2023 gesteld dat hij schade heeft geleden door onrechtmatige voorbereidingshandelingen en niet door een onrechtmatig besluit.
Ter zitting heeft verzoeker gesteld dat het college meerdere malen rechtmatigheids-onderzoeken heeft ingesteld zonder dat hij te horen heeft gekregen wat de reden voor het starten van die onderzoeken was. Hierdoor heeft het college onrechtmatig gehandeld, stelt verzoeker.
6. De rechtbank merkt op dat om te kunnen komen tot een toekenning van schadevergoeding zoals door verzoeker is verzocht, er allereerst sprake moet zijn van een onrechtmatig besluit.
Ter zitting heeft verzoeker zich alsnog op het standpunt gesteld dat er onrechtmatige besluiten zijn genomen. Hij heeft daarbij verwezen naar besluiten die zijn genomen naar aanleiding van zijn aanvragen om bijzondere bijstand voor advocaatkosten. Verder heeft verzoeker ter zitting gesteld dat ook het besluit van 19 januari 2022 mogelijk onrechtmatig is.
7. Naar vaste rechtspraak moet in beginsel uitgegaan worden van de rechtmatigheid van besluiten waartegen geen rechtsmiddelen zijn aangewend. [1] Dit is alleen anders wanneer het bestuursorgaan de onrechtmatigheid van het besluit alsnog zou erkennen, dan wel dat er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden, waarbij te denken valt aan de situatie dat het de betrokkene niet kan worden tegengeworpen dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit.
8. De rechtbank stelt vast dat verzoeker geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2022 voor zover daarbij is beslist tot de beëindiging van zijn uitkering. Ook heeft het college de onrechtmatigheid van het besluit niet erkend. Verder zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat alsnog van een onrechtmatig besluit moet worden gesproken. Overigens heeft verzoeker in zijn brief van 3 november 2023 expliciet gesteld dat de beëindiging van de uitkering niet onrechtmatig is. Dit betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat het besluit van 19 januari 2022 rechtmatig is. Voorbereidingshandelingen die zijn verricht ter voorbereiding van dit besluit bieden daarom geen grondslag voor een veroordeling tot betaling van schadevergoeding. Terzijde merkt de rechtbank nog op dat de rechtmatigheidsonderzoeken niet hebben geleid tot het besluit van 19 januari 2022. Aan de beëindiging van de uitkering ligt immers alleen de mail van verzoeker van 18 januari 2022 ten grondslag.
9. Voor zover eerder genomen besluiten op aanvragen om bijzondere bijstand onrechtmatig zouden zijn geweest, staat de geclaimde schade niet in causaal verband tot deze besluiten of de voorbereidingshandelingen daarvan. Ook in dat geval komt de geclaimde schade niet voor vergoeding in aanmerking.
10. Wellicht ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat voor zover verzoeker van mening is dat het college een onrechtmatige daad heeft gepleegd door het verrichten van diverse onderzoeken en de wijze waarop die onderzoeken zijn uitgevoerd, hij zich met zijn schadeverzoek tot de civiele rechter kan wenden.
11. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal het schadeverzoek worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 5 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.