ECLI:NL:RBZWB:2024:8828
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de naheffingsaanslag Bpm en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 4.857, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank heeft op 20 november 2024 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.M. Bothof, en de inspecteur door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag onterecht was en vermindert deze naar € 4.643.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur de handelsinkoopwaarde van de auto, een Audi Q8, niet correct heeft vastgesteld. De rechtbank stelt de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vast op € 118.685, zoals blijkt uit een koerslijst van Eurotax. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de schade en waardevermindering niet correct heeft berekend en dat de historische nieuwprijs van de auto € 260.232 bedraagt.
Daarnaast heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarvan € 375 voor rekening van de inspecteur en € 125 voor rekening van de Staat. De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 2.998 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.