ECLI:NL:RBZWB:2024:8818
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastinggeschil
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 3 oktober 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een woning gelegen aan [adres 1], vastgesteld op € 118.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. De rechtbank behandelt het beroep dat door de belanghebbende is ingediend, waarin zij stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de argumenten van de belanghebbende en dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om alle relevante gegevens aan de belanghebbende te verstrekken, tenzij hierom specifiek wordt verzocht. De rechtbank bevestigt dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van vergelijkingsmethoden en dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de waardebepaling. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd blijft.