ECLI:NL:RBZWB:2024:8808

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
11118341
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor zonnepaneleninstallatie en verweer op verrekening

In deze civiele zaak heeft eiser, een zzp’er, werkzaamheden verricht voor gedaagde, een besloten vennootschap, met betrekking tot het installeren van zonnepanelen. Eiser heeft facturen ter waarde van € 5.880,00 ingediend, maar gedaagde heeft deze facturen onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaningen. Eiser vordert betaling van het openstaande bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde heeft de verschuldigdheid van de facturen niet betwist, maar beroept zich op verrekening van een vermeende vordering op eiser van € 16.972,67, die zou voortvloeien uit schade en huur van een bus en gereedschap die aan eiser ter beschikking zijn gesteld, evenals kosten voor herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, inclusief een mondelinge behandeling, en heeft de feiten vastgesteld. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde de hoofdsom van € 5.880,00 aan eiser moet betalen, omdat gedaagde de openstaande facturen niet heeft betwist. Het beroep van gedaagde op verrekening is verworpen, omdat niet is aangetoond dat er een rechtsverhouding bestaat die een opeisbare vordering rechtvaardigt. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan eiser, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11118341 \ CV EXPL 24-1824
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. Schouten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[eiser] heeft als zzp’er werkzaamheden verricht voor [gedaagde] die betrekking hebben op het installeren van zonnepanelen. In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] de facturen van [eiser] moet betalen. Hierbij wordt ook beoordeeld of het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2024 met alle daarin vermelde stukken,
- de mondelinge behandeling gehouden op 11 november 2024 en de ter gelegenheid hiervan overgelegde spreekaantekeningen van [eiser] én de door de griffier gemaakte zittingsaantekeningen die aan het dossier zijn toegevoegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
In deze zaak wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
[eiser] heeft als zzp’er in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht bestaande uit het installeren van zonnepanelen op diverse bouwlocaties.
[eiser] heeft voor in 2023 verrichte werkzaamheden facturen in rekening gebracht bij [gedaagde] . [gedaagde] heeft een viertal facturen van [eiser] voor een totaalbedrag van € 5.880,00 onbetaald gelaten ondanks aanmaningen van [eiser] .

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen een bedrag van € 5.880,00 vermeerderd met de wettelijke rente tot de dagvaarding van € 343,00, buitengerechtelijke kosten van € 669,00, en proces- en nakosten.
4.2.
[eiser] baseert zijn eis op nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. [gedaagde] is de hoofdsom van € 5.880,00 verschuldigd op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst omdat [eiser] in opdracht en ten behoeve van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht. Volgens [eiser] is [gedaagde] gehouden tot betaling van de overeengekomen vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden. Omdat [gedaagde] in verzuim is, maakt [eiser] aanspraak op de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] vordert ook dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld. [eiser] wil ten slotte de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad).
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de facturen niet betwist, maar beroept zich op verrekening op grond van artikel 6:127 BW. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover voor de beoordeling van belang – nader ingegaan.

5.De beoordeling

De hoofdsom
5.1.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] de gehele hoofdsom aan [eiser] moet betalen. [gedaagde] betwist de openstaande facturen van [eiser] niet zodat dit vaststaat. De vordering van [eiser] tot betaling van de hoofdsom van € 5.880,00 is daarom in beginsel toewijsbaar, tenzij het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt.
Verrekening
5.2.
[gedaagde] beroept zich op verrekening in verband met haar vermeende vordering op [eiser] van € 16.972,67 incl. btw. [gedaagde] baseert de verrekening op schade en huur van de bus die zij aan [eiser] beschikbaar heeft gesteld én voor huur van gereedschap die [eiser] heeft gebruikt. Daarnaast heeft [gedaagde] kosten gemaakt voor herstelwerkzaamheden omdat [eiser] de opgedragen werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd waardoor [gedaagde] schade heeft geleden, aldus [gedaagde] .
5.3.
Bij de beoordeling van een beroep op verrekening als bedoeld in art. 6:127 BW, gaat het erom of de schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening zoals bedoeld in art. 6:127 lid 2 BW heeft op het moment dat hij aan de schuldeiser verklaart dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. Indien dat op dat moment het geval is, gaan op grond van art. 6:127 lid 1 BW beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet en werkt de verrekening op grond van art. 6:129 lid 1 BW terug tot het tijdstip waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan.
5.4.
Op grond van art. 6:136 BW kan de rechter een vordering ondanks een beroep van de schuldenaar op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
Indien in een procedure bij wijze van verweer een beroep wordt gedaan op verrekening en de rechter dat verweer verwerpt met toepassing van art. 6:136 BW, komt die rechter aan een verdere beoordeling van de bevoegdheid van de schuldenaar tot verrekening als bedoeld in art. 6:127 lid 2 BW niet toe [1] .
5.5.
De kantonrechter verwerpt het beroep van [gedaagde] op verrekening. Naar het oordeel van de kantonrechter staat, gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser] , onvoldoende vast dat tussen [gedaagde] en [eiser] een rechtsverhouding bestaat op grond waarvan [gedaagde] een opeisbare vordering heeft op [eiser] . [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat hij de door [gedaagde] gestelde bedragen is verschuldigd. Gelet hierop is het aan [gedaagde] om te onderbouwen op welke grond zij meent recht te hebben op betaling van de door haar gestelde bedragen. Hoewel [gedaagde] stelt dat zij aan [eiser] een bus en gereedschap ter beschikking heeft gesteld, heeft zij niet concreet gemaakt dat en welke afspraken daarover tussen partijen zijn gemaakt, terwijl dit gelet op de betwisting door [eiser] wel op haar weg had gelegen. De gestelde tegenvordering heeft daarnaast betrekking op vergoeding van schade aan de bus van [gedaagde] en in verband met herstelwerkzaamheden, terwijl [eiser] betwist heeft dat hij daarvoor aansprakelijk is. [gedaagde] heeft zijn stelling op dit punt ook niet nader onderbouwd. Dit betekent dat de gegrondheid van het beroep van [gedaagde] op verrekening niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zodat het verweer van [gedaagde] op grond van artikel 6:136 BW wordt gepasseerd.
Conclusie
5.6.
De conclusie is dat de gevorderde hoofdsom van € 5.880,00 zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente van € 343,00 over dit bedrag tot de datum van dagvaarding én de wettelijke rente vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag van betaling is als onweersproken gevorderd toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde. Dat betekent dat een bedrag van € 669,00 aan buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten inclusief de nakosten. De proceskosten worden tot op heden vastgesteld op
€ 139,42 aan dagvaardingskosten, € 248,00 aan griffierecht, € 678,00 aan advocaatkosten en € 178,00 aan nakosten (plus de verhoging bij betekening). In totaal is een bedrag van
€ 1.243,42 aan proceskosten toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is niet weersproken en wordt als gevorderd toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.880,00 vermeerderd met de wettelijke rente tot de dagvaarding van € 343,00 en de wettelijke rente over € 5.880,00 vanaf de datum dagvaarding tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van buitengerechtelijke kosten van
€ 669,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.243,42, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als zij niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart voormelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Zie onder meer uitspraak van de Hoge Raad van 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2005.