Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen over een aanslag forensenbelasting voor het jaar 2023. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 12 juli 2023 het bezwaar van de belanghebbende ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar had op 30 juni 2023 een aanslag forensenbelasting opgelegd met aanslagnummer 14526003. De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de belanghebbende, die eigenaar is van een woning in Vlissingen, in 2023 niet als ingezetene kan worden beschouwd, omdat zij gedurende een groot deel van het jaar in Den Haag verbleef en daar ook ingeschreven stond. De rechtbank stelt vast dat de forensenbelasting is bedoeld voor personen die meer dan 90 dagen in de gemeente verblijven zonder daar hoofdverblijf te hebben. De belanghebbende heeft aangevoerd dat de heffing onrechtvaardig is, maar de rechtbank oordeelt dat de gemeente Vlissingen terecht gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om forensenbelasting te heffen. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar andere gemeentelijke belastingen heeft verminderd toen de belanghebbende zich uitschreef bij de gemeente Vlissingen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag forensenbelasting gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt haar griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.