Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen de erven [erflater] en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, met zaaknummer BRE 23/9036. De rechtbank beoordeelt het beroep van de belanghebbenden tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 juli 2023, waarin de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 was vastgesteld op € 422.000. De heffingsambtenaar had ook een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023 opgelegd. De belanghebbenden stelden dat de waarde van de woning maximaal € 386.000 zou moeten zijn en voerden aan dat de heffingsambtenaar onjuiste objectkenmerken had gebruikt bij de waardering.
Tijdens de zitting op 8 november 2024 werd het beroep behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbenden en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet heeft voldaan aan de bewijslast en dat de door de belanghebbenden voorgestane waarde van € 386.000 niet aannemelijk is gemaakt. Uiteindelijk bepaalt de rechtbank de waarde van de woning in goede justitie op € 405.000, met als waardepeildatum 1 januari 2022.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en vermindert de waarde van de woning tot € 405.000. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbenden vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.