In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 8 november 2022 voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Eiseres heeft de aanvraag op 23 november 2022 ingediend en verweerder in gebreke gesteld op 24 november 2023. Aangezien er na de ingebrekestelling geen besluit is genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn moet beslissen. De rechtbank legt verweerder een termijn van elf weken op om een vooraankondiging te verzenden, gevolgd door een termijn van twee weken voor het nemen van een besluit na ontvangst van een zienswijze van eiseres.
Daarnaast wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen bij overschrijding van de termijnen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt dat eiseres recht heeft op vergoeding van haar proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en dat het griffierecht van € 50,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.