ECLI:NL:RBZWB:2024:8615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/10277
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in WOZ-zaak na intrekking beroep

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/10277, waarin belanghebbende, een inwoner van Duitsland, een verzoek indiende om veroordeling van de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar van 19 september 2023, nadat deze op 24 oktober 2024 het besluit had herzien. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar deze heeft geen reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van € 875 voor de kosten van rechtsbijstand, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om ook een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen, omdat niet is aangetoond dat belanghebbende vóór de uitspraak op bezwaar om een kostenvergoeding heeft verzocht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende wordt veroordeeld tot een bedrag van € 875, dat rechtstreeks aan belanghebbende moet worden betaald. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.P.A. Boersma en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 19 september 2023. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de heffingsambtenaar op 24 oktober 2024 het besluit heeft herzien.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft dit niet gedaan.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Belanghebbende heeft bij intrekking van het beroep verzocht om toekenning van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten in beroep. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
2.1.
Voor een kostenvergoeding voor de bezwaarfase ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende vóór het doen van uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar om een kostenvergoeding heeft verzocht. [2]
Welk bedrag aan proceskosten moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoeden?
2.2.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan € 875.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
2.3.
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. [3] Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 875, rechtstreeks te betalen aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 16 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, lid 1, in samenhang met artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 7:15, lid 3, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.