ECLI:NL:RBZWB:2024:8615
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in WOZ-zaak na intrekking beroep
Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/10277, waarin belanghebbende, een inwoner van Duitsland, een verzoek indiende om veroordeling van de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar van 19 september 2023, nadat deze op 24 oktober 2024 het besluit had herzien. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar deze heeft geen reactie gegeven. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. Belanghebbende heeft recht op een vergoeding van € 875 voor de kosten van rechtsbijstand, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De rechtbank heeft echter geen aanleiding gezien om ook een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toe te kennen, omdat niet is aangetoond dat belanghebbende vóór de uitspraak op bezwaar om een kostenvergoeding heeft verzocht. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende wordt veroordeeld tot een bedrag van € 875, dat rechtstreeks aan belanghebbende moet worden betaald. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.P.A. Boersma en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.