Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende uit België en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2019. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd voor 2017 op basis van een belastbaar inkomen van € 13.797 en een aanslag voor 2019 van € 155.014, waarbij belastingrente in rekening was gebracht. De belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de inspecteur handhaafde de aanslagen bij uitspraken op bezwaar op 23 juni 2022.
Tijdens de zitting op 9 december 2024 hebben partijen een compromis bereikt. Er was een vaststellingsovereenkomst gesloten met een verzekeringsmaatschappij, waarbij de belanghebbende een schadevergoeding van € 170.000 ontving, die in delen was uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat van de totale uitkering een bedrag van € 18.000 belast was, terwijl het meerdere onbelast bleef. Dit leidde tot de conclusie dat de navorderingsaanslag over 2017 vernietigd moest worden, terwijl de aanslag voor 2019 verlaagd werd tot een belastbaar inkomen van € 15.514.
De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de navorderingsaanslag voor 2017 en de belastingrente daarbij vernietigd. De aanslag voor 2019 werd verminderd en de inspecteur werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.