ECLI:NL:RBZWB:2024:8613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
BRE 22/3374 en 22/3375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke geschillen over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

Op 16 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende uit België en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2019. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd voor 2017 op basis van een belastbaar inkomen van € 13.797 en een aanslag voor 2019 van € 155.014, waarbij belastingrente in rekening was gebracht. De belanghebbende heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de inspecteur handhaafde de aanslagen bij uitspraken op bezwaar op 23 juni 2022.

Tijdens de zitting op 9 december 2024 hebben partijen een compromis bereikt. Er was een vaststellingsovereenkomst gesloten met een verzekeringsmaatschappij, waarbij de belanghebbende een schadevergoeding van € 170.000 ontving, die in delen was uitbetaald. De rechtbank oordeelde dat van de totale uitkering een bedrag van € 18.000 belast was, terwijl het meerdere onbelast bleef. Dit leidde tot de conclusie dat de navorderingsaanslag over 2017 vernietigd moest worden, terwijl de aanslag voor 2019 verlaagd werd tot een belastbaar inkomen van € 15.514.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de navorderingsaanslag voor 2017 en de belastingrente daarbij vernietigd. De aanslag voor 2019 werd verminderd en de inspecteur werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3374 en 22/3375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (België), belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R.H.J. Wildenburg),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. De inspecteur heeft aan belanghebbende opgelegd:
- een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
(IB/PVV) over het jaar 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.797; en
- een aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 naar een belastbaar inkomen uit werk en
woning van € 155.014.
Bij beide aanslagen is belastingrente in rekening gebracht.
1.1.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 juni 2022 de aanslagen en beschikkingen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 9 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde van belanghebbende en ter bijstand [naam] (verbonden aan [verzekeringsmaatschappij]) en namens de inspecteur drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Overwegingen

2. Belanghebbende en [verzekeringsmaatschappij] hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is bepaald dat belanghebbende een schadevergoeding ontvangt van in totaal € 170.000. Dit bedrag is in delen aan belanghebbende uitbetaald; te weten € 12.500 in 2017, € 5.000 in 2018 en € 152.500 in 2019. De inspecteur heeft deze bedragen belast.
2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat van de totale uitkering een deel groot € 18.000 belast is en het meerdere onbelast. De rechtbank zal dat volgen.
2.2.
De navorderingsaanslag over 2017 moet daarom worden vernietigd. € 5.000 is belast in 2018. Dat bedrag blijft in stand. Blijft over een bedrag van € 13.000 te belasten in 2019. De aanslag voor het jaar 2019 moet daarom worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van het in de aangifte vermelde bedrag van € 2.514 plus € 13.000 is € 15.514.
2.3.
De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De belastingrentebeschikking bij de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 wordt eveneens vernietigd. De bij de aanslag IB/PVV 2019 in rekening gebrachte belastingrente zal overeenkomstig de aanslag worden verminderd.

Conclusie en gevolgen

3. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 en vermindert de aanslag IB/PVV 2019.
3.1.
Omdat de beroepen gegrond zijn, moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De rechtbank stelt de vergoeding van de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.998 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het hoorgesprek met een waarde per punt van € 624, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875; en een wegingsfactor 1 uitgaande van samenhang tussen beide zaken). Andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn niet gesteld of gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV 2017 en de daarmee samenhangende rentebeschikking;
  • vermindert de aanslag IB/PVV 2019 tot naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.514 en vermindert de daarmee samenhangende rentebeschikking dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.998 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. B.W. Liu, griffier op 16 december 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.