In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 6 februari 2024 een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, die op 18 december 2023 zijn auto had geparkeerd op een plek waar parkeerbelasting verschuldigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit om geen zitting te houden, waardoor de zaak op basis van schriftelijke stukken is behandeld. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat belanghebbende de auto gedurende enkele minuten heeft laten staan, wat onder de definitie van parkeren valt. De rechtbank wijst erop dat de handeling van het in- en uitstappen niet kan worden aangemerkt als onmiddellijk, wanneer er andere activiteiten plaatsvinden die de tijd verlengen. De uitspraak bevestigt dat de naheffingsaanslag in stand blijft en dat belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed krijgt.