ECLI:NL:RBZWB:2024:8611

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
BRE 24/1240
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 17 december 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Breda had op 4 december 2023 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden. De zaak werd op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had op 11 november 2023 zijn auto geparkeerd aan de Lachappellestraat te Breda, een locatie waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. De heffingsambtenaar legde een naheffingsaanslag op van € 54,25, bestaande uit belasting en kosten. Belanghebbende stelde dat hij parkeerbelasting had betaald via de bezoekersregeling die geldig is in de zone 1310 Belcrum, maar de rechtbank oordeelt dat deze regeling niet van toepassing was op de Lachapellestraat.

De rechtbank stelt vast dat belanghebbende niet aan de voorwaarden van de bezoekersregeling heeft voldaan, aangezien de Lachapellestraat niet is opgenomen in de lijst van straten waar deze regeling geldig is. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende was om te controleren of hij in de juiste zone parkeerde. Aangezien hij dit niet heeft gedaan, blijft de naheffingsaanslag in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1240

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 december 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft aan partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 6 december 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 11 november 2023 een auto met [kenteken] geparkeerd aan de Lachappellestraat te Breda, op de hoek met de Terheijdenseweg. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
3.1.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende, naar aanleiding van een controle omstreeks 15.16 uur op die datum, een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 54,25, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 52,75 aan kosten van de naheffingsaanslag.
3.2.
In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op de genoemde datum, tijdstip en locatie stond geparkeerd.

Motivering

4. Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte aan hem is opgelegd, omdat hij parkeerbelasting heeft betaald via de bezoekersregeling die geldig is in de zone 1310 Belcrum en dat het deel van de Lachapellestraat waar hij de auto heeft geparkeerd tot die zone behoort. De heffingsambtenaar betwist dat de bezoekersregeling geldig is in de straat waar belanghebbende heeft geparkeerd. Belanghebbende is daarom de nageheven parkeerbelasting verschuldigd. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Op grond van vaste jurisprudentie is alleen sprake van parkeren door middel van een bezoekersregeling als bij het parkeren wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning voor de bezoekersregeling is verleend. Is aan één of meer van deze voorwaarden niet voldaan, dan is er geen sprake van parkeren door middel van die bezoekersregeling. De voorwaarde dat in het juiste gebied dient te worden geparkeerd is ook uitdrukkelijk opgenomen in artikel 4 van het Aanwijzingsbesluit parkeren Breda 2023: ‘
straten waar men mag parkeren met een bezoekersregeling straat’. De Lachapellestraat is niet vermeld als straat waar men mag parkeren met een bezoekersregeling 1310 Belcrum. Dit betekent dat de bezoekersregeling 1310 Belcrum niet geldig is in de Lachapellestraat, ongeacht aan welke zijde van de Terheijdenseweg wordt geparkeerd.
4.2.
De rechtbank stelt aan de hand van de stukken van het procesdossier vast dat belanghebbende op 11 november 2023 via de bezoekersregeling parkeergeld heeft betaald voor het tijdsbestek van 13:57 uur tot en met 15:47 uur voor een bedrag van € 0,46 en van 15.52 uur tot en met 16:53 uur voor een bedrag van € 0,25. Het parkeertarief in de Lachapellestraat bedraagt € 1,50 per uur. De rechtbank is van oordeel dat het verkeerde gebruik van de bezoekersregeling voor risico van belanghebbende moet blijven. Het lag namelijk op zijn weg om voorafgaande of bij aanvang van het parkeren te onderzoeken binnen welke zone hij parkeerde. Belanghebbende heeft dit niet of onvoldoende gedaan en daardoor in een zone geparkeerd waar de bezoekersregeling 1310 Belcrum niet geldig was.
4.3.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting in stand blijft.
5.1.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 17 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie artikel 8 van de Parkeerverordening Breda 2022 in samenhang met artikel 4 van het Aanwijzingsbesluit parkeren Breda 2023.