Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting op 8 november 2023. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in de PI Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. R.S. Vriend. Tijdens de zitting op 7 februari 2024 hebben de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan brandstichting, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De verdediging betwistte dit en stelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat het vuur onder controle gehouden kon worden en er geen levensgevaar of gevaar voor lichamelijk letsel was te voorzien.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte een vuurtje had gemaakt onder een afdakje bij een winkelpand. Het vuur was ongeveer 50 à 60 centimeter hoog en bevond zich op een afstand van het winkelpand. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat het vuur een reëel gevaar voor de winkel of de aanwezige bewoners heeft opgeleverd. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte meer leken op het aanleggen van een vuur, wat niet ten laste was gelegd. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op.