ECLI:NL:RBZWB:2024:8591

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
BRE 23/815
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de fiscale bestuursrechter in belastingkwijtscheldingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2024 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 12 mei 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van belanghebbende, dat betrekking had op de afwijzing van een verzoek om kwijtschelding van onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing door de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. Belanghebbende had in deze verzetsprocedure niet expliciet verzocht om op een zitting te worden gehoord, en de rechtbank zag geen aanleiding om hem ambtshalve te horen, gezien de aard van de zaak als een bevoegdheidskwestie.

Belanghebbende had eerder administratief beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding, maar dit was ook afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de (fiscale) bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over beslissingen van de invorderingsambtenaar op grond van de Invorderingswet 1990. Tegen dergelijke beslissingen kunnen rechtsmiddelen worden aangewend bij de civiele rechter. In zijn verzetschrift voerde belanghebbende aan dat hij zich niet kon verenigen met de onbevoegdverklaring, maar de rechtbank vond zijn argumenten niet voldoende onderbouwd.

De rechtbank concludeerde dat de gronden van het verzet niet slagen en verklaarde het verzet ongegrond. De eerdere uitspraak blijft daarmee in stand. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 mei 2023 in het geding tussen
belanghebbende
en
De invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 12 mei 2023 waarin de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard van het beroep van belanghebbende kennis te nemen.
1.1.
Belanghebbende heeft in deze verzetsprocedure niet expliciet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft gelet op de aard en inhoud van de zaak (bevoegdheidskwestie) geen aanleiding gezien om belanghebbende ambtshalve in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord naar aanleiding van het verzet. [1]

Procesverloop

2. Belanghebbende heeft naar aanleiding van de aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing 2020 van 31 januari 2022 met [aanslagnummer] een verzoek gedaan om kwijtschelding. Dit verzoek is door de invorderingsambtenaar afgewezen.
2.1.
Belanghebbende heeft tegen deze beslissing administratief beroep ingesteld bij de directeur van de Belastingsamenwerking West-Brabant
.Bij uitspraak van 13 januari 2023 heeft de directeur het verzoek om kwijtschelding afgewezen.
2.2.
Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de (fiscale) bestuursrechter.
2.3.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard, omdat de (fiscale) bestuursrechter niet bevoegd is te oordelen over beslissingen die de invorderingsambtenaar op grond van de Invorderingswet 1990 heeft genomen en dat tegen dergelijke beslissingen rechtsmiddelen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.
2.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank verzet ingesteld.

Beoordeling van het verzet

3. Belanghebbende voert in zijn verzetschrift aan dat hij zich niet kan verenigen met onbevoegd verklaring, omdat hij hierdoor rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen. Verder voert belanghebbende inhoudelijke gronden tegen de beslissing van de directeur aan waarbij hij verwijst naar twee andere procedures die bij de rechtbank aanhangig zijn en verzoekt wederom om kwijtschelding van de aanslagen.
4. Belanghebbende heeft niet nader onderbouwd waarom hij vindt dat de (fiscale) bestuursrechter wel bevoegd zou zijn. De rechtbank ziet in de aangevoerde gronden dan ook geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 12 mei 2023. Ter toelichting wijst de rechtbank erop dat de (fiscale) bestuursrechter alleen bevoegd is om te oordelen over een geschil als daarvoor een wettelijke grondslag is. Die is er voor zaken over kwijtschelding van belastingschulden niet, zoals in de uitspraak van 12 mei 2023 ook is vermeld.

Conclusie en gevolgen

5. De gronden van het verzet slagen niet. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft. De rechtbank komt niet toe aan de inhoudelijke gronden.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 18 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Vergelijk, Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2295