ECLI:NL:RBZWB:2024:8572

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
23/2223 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de loonsanctie opgelegd door het UWV aan een werkgever in het kader van re-integratie van een zieke werknemer

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., behandeld tegen de loonsanctie die door het UWV is opgelegd. De werknemer, die als autoverkoper bij eiseres werkte, meldde zich ziek op 14 september 2020. Het UWV verlengde de loondoorbetalingsverplichting van eiseres met 52 weken, omdat eiseres onvoldoende reïntegratie-inspanningen had verricht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit. De rechtbank heeft de zaak op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als het UWV vertegenwoordigd waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft onderbouwd waarom de loonsanctie gerechtvaardigd was. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet in staat was om de werknemer te herplaatsen, omdat er geen vacatures waren binnen het bedrijf. De rechtbank wijst erop dat van een werkgever niet kan worden verwacht dat deze een andere werknemer ontslaat om een zieke werknemer te kunnen herplaatsen. De rechtbank concludeert dat het UWV in strijd heeft gehandeld met de Algemene wet bestuursrecht door niet in te gaan op de bezwaren van eiseres.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het UWV het griffierecht en proceskosten aan eiseres vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor het UWV om adequaat te reageren op de argumenten van werkgevers in re-integratiezaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2223 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.W.J. van Sikkelerus),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: drs. [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de door het UWV opgelegde verlenging van de loonbetalingsverplichting aan [werknemer] (werknemer).
1.1.
Werknemer was bij eiseres werkzaam als autoverkoper voor 40 uur per week. Hij meldde zich ziek op 14 september 2020.
1.2.
Met het besluit van 18 augustus 2022 (primaire besluit) heeft het UWV de loondoorbetalingsverplichting van eiseres aan de werknemer met 52 weken verlengd tot 10 september 2023 (de loonsanctie), omdat eiseres niet voldoende aan de reïntegratie van de werknemer heeft gedaan. De aanvraag van werknemer om een WIA-uitkering is daarom toen niet in behandeling genomen.
1.3.
Met het besluit van 8 maart 2023 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.4.
Met het besluit van 15 maart 2023 heeft het UWV de loonsanctie verkort tot en met 6 april 2023, omdat eiseres volgens het UWV inmiddels voldoende aan de reïntegratie heeft gedaan.
1.5.
Het UWV heeft op het beroep van eiseres gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
Op 9 augustus 2023 heeft de rechtbank een beslissing genomen over de kennisneming van medische stukken over werknemer door eiseres. [1] Werknemer heeft aangegeven dat eiseres het lichamelijke wel weet. Voor kennisneming door eiseres van andere persoonlijke gegevens over hem geeft werknemer geen toestemming. Daarom heeft de rechtbank bepaald dat kennisneming van die stukken is voorbehouden aan de gemachtigde van eiseres.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam] (zoon van de eigenaar en directeur) en de gemachtigde, en namens het UWV de gemachtigde.
1.8.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden aan eiseres een loonsanctie heeft opgelegd. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen het heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wetgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter [2] heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de reïntegratie-inspanningen die zijn verricht. Dit beoordelingskader is niet in strijd met de artikelen 65 en 25, negende lid, van de Wet WIA.
Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter [3] van belang. Deze Werkwijzer heeft primair een interne functie en beoogd daarnaast aan werkgevers en werknemers een richtlijn te geven voor de aanpak van reïntegratie en hen meer voorspelbaarheid te bieden op de uitkomsten van de toetsing door het UWV. Gelet hierop kan aan de Werkwijzer een zekere externe werking niet worden ontzegd. Aangezien de Werkwijzer immers blijk geeft van een vaste gedragslijn van het UWV, kunnen werkgevers zich er uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelijkheid op beroepen. Waar het UWV met de Werkwijzer een eigen invulling geeft aan de reïntegratieverplichtingen die op grond van artikel 25 van de Wet WIA op een werkgever rust, bindt die invulling de bestuursrechter echter niet bij de beantwoording van de vraag of een werkgever in redelijkheid tot zijn reïntegratie-inspanningen heeft kunnen komen en zo nee, of daar een deugdelijke grond voor bestaat. [4]
Beoordeling van de reïntegratie-inspanningen van eiseres
4. Niet in geschil is dat de werknemer ten tijde van de beoordeling van de reïntegratie-inspanningen niet in arbeid heeft hervat. Er is dan geen sprake van een bevredigend resultaat als bedoeld in de Beleidsregels. In dat geval komt het UWV toe aan een inhoudelijke beoordeling van de reïntegratie-inspanningen van eiseres.
4.1.
Een besluit waarbij door het UWV aan de werkgever een loonsanctie wordt opgelegd, is een belastend besluit. Het is daarom aan het UWV om gegevens aan te dragen waaruit kan blijken dat de in het bestreden besluit ingenomen standpunten juist zijn. [5]
Spoor 1
5. De arbeidsdeskundigen van het UWV stellen dat ten aanzien van spoor 1 is nagelaten om per functie die in de onderneming aanwezig is (op of onder het niveau van de werknemer) te specificeren waarom die functie niet geschikt is of geschikt te maken is voor de werknemer. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met te verwerven bekwaamheden van de werknemer binnen zes maanden. Ook moeten de mogelijkheden van ‘jobcarving’ worden onderzocht. Volgens de arbeidsdeskundigen van het UWV werd er tot aan de primaire beoordeling geen stuk aan het UWV overgelegd waaruit per voorkomende functie specifiek volgt waarom die functie niet geschikt is of niet geschikt te maken is.
Eiseres heeft volgens de arbeidsdeskundigen van het UWV geen deugdelijke grond voor de tekortkoming in spoor 1, omdat zij niet kan volstaan met de mededeling dat er geen passend of passend te maken werk in de eigen onderneming is. Eiseres had dat (meer) inzichtelijk moeten maken en moeten onderbouwen.
5.1.
Eiseres heeft in bezwaar en in beroep primair aangevoerd dat dat er geen vacatures binnen het bedrijf waren, ook niet in andere vestigingen. Subsidiair heeft eiseres aangevoerd dat zij wel voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat er geen herplaatsingsmogelijkheden in ander/aangepast werk in het bedrijf waren. Zij verwijst daarvoor naar het arbeidskundig onderzoek van [deskundige] van 21 september 2021, waaruit volgt dat de belastbaarheid van werknemer wordt overschreden op de aspecten:
  • werk waarbij werknemer niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen;
  • aangewezen op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen;
  • omgaan met conflicten; en
  • samenwerken.
Er is volgens eiseres voldoende toegelicht dat, gelet op de aard en omvang van het bedrijf enerzijds en de medische beperkingen, opleiding en vaardigheden van werknemer anderzijds, er geen andere passende functies in het bedrijf aanwezig waren of te creëren waren. Eiseres heeft daarbij ook gekeken naar haar andere filialen.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat hij een volledige inventarisatie van alle binnen de organisatie voorkomende functies op en onder het (opleidings-)niveau van de werknemer mag eisen. Dat leidt de rechtbank af uit de recente rechtspraak [6] en uit paragraaf 4.2.3 van de Werkwijzer. In de rapportage van [deskundige] van 21 september 2021 is deze inventarisatie onvoldoende per functie gespecificeerd en dus onvoldoende inzichtelijk voor toetsing door de arbeidsdeskundigen van het UWV.
5.3.
Eiseres heeft in verband met deze door het UWV vastgestelde tekortkoming echter steeds primair gesteld dat er geen vacatures waren. Dit is al gesteld in de arbeidsdeskundige rapportage van [deskundige] van 21 september 2021. Het UWV heeft voorafgaand aan het primaire besluit wel om nadere informatie gevraagd over de functies, maar niet over de beschikbaarheid van arbeidsplaatsen/formatieruimte. Ook in de bezwaar- en beroepsgronden heeft eiseres gewezen op de beperkte omvang van haar bedrijf en aangevoerd dat er geen vacatures zijn. Het UWV heeft op dit primaire standpunt van eiseres niet gereageerd.
Het argument van de gemachtigde van het UWV ter zitting dat het bestaan van vacatures of formatieruimte voor de beoordeling van de reïntegratie-inspanningen in spoor 1 niet relevant is, volgt de rechtbank niet. In de Beleidsregels (onder 9) en in de Werkwijzer (pagina 15) staat immers:
“Van de werkgever wordt niet verwacht dat hij met het oog op de re-integratie van de zieke werknemer een andere werknemer ontslaat. Als er geen arbeidsplaatsen zijn of geen formatieruimte beschikbaar is, kan herplaatsing niet verlangd worden.”Daarnaast noemt de Werkwijzer als voorbeeld van een deugdelijke grond (pagina 26):
“Als de geschikte functies al worden bezet door andere werknemers, kan van een werkgever niet worden verlangd dat hij een van deze werknemers ontslaat om een zieke werknemer te kunnen herplaatsen.”
Omdat in het bestreden besluit niet wordt ingegaan op deze bezwaargrond van eiseres, leidt dat tot de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 7:11, eerste lid, en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is in zoverre gegrond. Doordat het UWV zich in beroep niet alsnog inhoudelijk heeft uitgelaten over de door eiseres aangevoerde grond, ziet de rechtbank geen mogelijkheid tot definitieve geschilbeslechting.
Spoor 2
6. Ten aanzien van de re-integratie-activiteiten in spoor 2 stellen de arbeidsdeskundigen van het UWV dat door het reïntegratiebedrijf en werknemer is ingezet op functies waarin de belasting de belastbaarheid van de werknemer overschrijdt.
Eiseres heeft volgens de arbeidsdeskundigen van het UWV ook geen deugdelijke grond voor de tekortkoming in spoor 2. Eiseres is als werkgever volgens het UWV primair verantwoordelijk voor de reïntegratie van de werknemer. Zij kan hiervoor niet verwijzen naar het door haar ingeschakelde reïntegratiebedrijf Trans Lion.
6.1.
Eiseres betwist dat het reïntegratietraject naar arbeidsmogelijkheden buiten de organisatie niet adequaat zou zijn geweest en dat er is ingezet op functies waarvan de belasting de belastbaarheid van de werknemer overschrijdt. Eiseres verwijst naar het intakeverslag van reïntegratiebedrijf Trans Lion en de rapportages van de evaluatiegesprekken. Uit de sollicitatieoverzichten blijkt dat werknemer veel en op veel verschillende functies heeft gesolliciteerd. Dat enkele functies daarvan mogelijk niet passend zijn geweest, doet niet af aan alle andere sollicitaties en reïntegratie-inspanningen in spoor 2.
6.2.
De rechtbank overweegt dat aan eiseres wordt tegengeworpen dat de werknemer in het reïntegratietraject naar andere werkgevers niet op passende functies zou hebben gesolliciteerd. De rechtbank ziet in het sollicitatieoverzicht, dat als bijlage bij de voortgangsrapportage van 3 augustus 2022 is gevoegd, dat werknemer veelvuldig heeft gesolliciteerd op diverse functies. Daaronder zijn meerdere sollicitaties op vacatures van (commercieel) administratief medewerker, medewerker meldkamer taxicentrale en wagenpark beheerder. Bij de bekorting van de loonsanctie legt de arbeidsdeskundige van het UWV aan het herstel van de tekortkoming in spoor 2 ten grondslag dat de werknemer heeft gesolliciteerd op functies van administratief medewerker. Op dat moment wordt de functie van administratief medewerker kennelijk wel passend geacht, maar ten tijde van het opleggen van de loonsanctie niet. Die beoordeling kan de rechtbank niet volgen en vindt zij niet concludent. Daarbij is relevant dat de functionele mogelijkhedenlijst van de werknemer in de tussentijd niet is gewijzigd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit ook ten aanzien van de gestelde tekortkoming in spoor 2 een motiveringsgebrek kent. Het beroep is ook in zoverre gegrond.
Overige beroepsgronden
7. Nu het beroep op grond van rechtsoverweging 5.3 en 6.2 ten aanzien van beide gestelde tekortkomingen gegrond is, komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de loonsanctie te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan het UWV op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt dat het UWV een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. [7] De rechtbank geeft het UWV hiervoor zes weken.
Deze termijn gaat pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist. [8]
8.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 8 maart 2023;
  • draagt het UWV op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 13 december 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Artikel 25, negende lid, van de WIA
Indien bij de behandeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 64 en de beoordeling, bedoeld in artikel 65 blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen op grond van het eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid dan wel de krachtens het zevende lid gestelde regels niet of niet volledig nakomt of onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de Ziektewet, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde verplichtingen of re-integratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedoeld in de eerste zin, is ten hoogste 52 weken. […]
Artikel 65 van de WIA
De aanvraag voor een uitkering op grond van deze wet gaat vergezeld van een re-integratie-verslag als bedoeld in artikel 25, derde lid. De eerste zin is niet van toepassing voorzover artikel 26, eerste lid, toepassing vindt. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde […] in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224.
3.Zie de Werkwijzer Poortwachter op www.uwv.nl, versie 1 augustus 2022.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 3 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:517.
5.Zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:861.
6.CRvB van 3 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:517, r.o. 4.4.
7.Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:106 van de Awb.