In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen bij een blauwe streep zonder een duidelijk zichtbare parkeerschijf. Betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigde mr. M. Lagas, stelde dat de gedraging niet had plaatsgevonden, omdat er een parkeerschijf zichtbaar was en dat het voertuig in gebruik was voor laden en lossen tijdens een verhuizing. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. Z. Fluitsma, betwistte deze claims en stelde dat de verbalisant geen activiteiten had waargenomen gedurende tien minuten, wat duidde op foutief parkeren.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar erkende ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete werd daarom gematigd met 25%. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, wijzigde de beslissing van de officier van justitie en droeg deze op om de te veel betaalde zekerheid terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 875,00 toegekend aan betrokkene. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier mr. S.E. van Wijk.