ECLI:NL:RBZWB:2024:8555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11012705 _ MB VERZ 24-229
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging, gedeeltelijk gegrond verklaard met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 19 oktober 2022 in Middelburg. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene betoogd dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond en dat de boete ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd. De gemachtigde voerde aan dat de verplichting om de kostenvergoeding over te maken naar de geadresseerde van de beschikking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter aangevoerd dat de verbalisant in een privévoertuig reed zonder stoptransparanten, waardoor staandehouding niet veilig was.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld, maar dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was. De kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg recht op een proceskostenvergoeding van € 875,00. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en griffier mr. S.E. van Wijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11012705 \ MB VERZ 24-229
CJIB-nummer: 2062 5422 5319 8929
uitspraakdatum: 15 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A Voorbach

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 november 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. Z. Fluitsma (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens betrokkene is als waarnemend gemachtigde verschenen de heer [naam]. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden te Middelburg op 19 oktober 2022.
Namens de betrokkene heeft de gemachtigde zich op het standpunt gesteld dat er een reële mogelijkheid tot staandehouding bestond en betrokkene daarom ten onterechte is bekeurd op kenteken. De gemachtigde stelt dat onvoldoende is onderbouwd waarom een redelijke mogelijkheid om staande te houden aanwezig was. Daarnaast stelt de gemachtigde dat de verplichting om de kostenvergoeding over te maken naar de geadresseerde van de beschikking, wat in artikel 13a lid 5 van de Wahv is opgenomen, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Tot slot verzoekt de gemachtigde proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat het standpunt met betrekking tot artikel 13a lid 5 Wahv komt te vervallen gelet op recente jurisprudentie van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden. De gemachtigde heeft daarnaast aangevoerd dat verbalisant schrijft vijf seconden bij betrokkene naar binnen te hebben gekeken. Hij had betrokkene daarom staande kunnen houden middels handgebaren. Ook is de redelijke termijn is geschonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de verbalisant reed in een privévoertuig zonder stoptransparanten. De verbalisant heeft overwogen om betrokkene met handgebaren te seinen, maar vond dit op de snelweg onveilig.
Het beroep dient wel gedeeltelijk gegrond verklaard te worden aangezien de redelijke termijn is overschreden. De boete dient daarom te worden gematigd met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij met een privé voertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant. Daarnaast was het niet veilig om op de snelweg met handgebaren te seinen. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 7 oktober 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim één maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- = € 437,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 875,00

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 297,50 , plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 52,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 875,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: