ECLI:NL:RBZWB:2024:8541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11030074 _ MB VERZ 24-263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, zoals aangegeven door bord E1, op de Stenenbeer te Vlissingen op 1 december 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, maar dat er sprake is van een schending van de hoorplicht. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete gematigd met 50%, waardoor het bedrag is vastgesteld op € 50,00, inclusief € 9,00 aan administratiekosten. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11030074 \ MB VERZ 24-263
CJIB-nummer: 2062 5422 5421 0636
uitspraakdatum: 15 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 november 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. Z. Fluitsma (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Stenenbeer te Vlissingen op 1 december 2022.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij heeft verzocht om stukken waaruit de bevoegdheid van de bijzonder opsporingsambtenaar blijkt. Betrokkene heeft deze stukken niet ontvangen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd hij meerdere keren aan de officier van justitie informatie omtrent de akte van beëdiging en de akte van opsporingsbevoegdheid van de bijzonder opsporingsambtenaar heeft verzocht, maar dit niet heeft ontvangen. In een eerdere zaak van hem is beslist dat deze documenten aanwezig dienden te zijn. Indien hij deze informatie had ontvangen dan had hij daarop vertrouwd en was beroep bij de kantonrechter niet nodig geweest.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Documentatie rondom de verbalisant, waaronder de akte van opsporingsbevoegdheid, zijn geen documenten die betrekking hebben op de zaak. Dit is ook niet nodig om de gedraging vast te stellen. Deze documenten zijn niet opgevraagd, omdat daarvoor twijfel moet zijn dat de verbalisant bevoegd zou zijn. Uit het dossier blijkt niet dat getwijfeld dient te worden aan de bevoegdheid van de verbalisant.
Het beroep is deels gegrond, aangezien er sprake is van een formeel gebrek. Betrokkene is in de eerste beroepsfase niet gehoord. De boete dient te worden gematigd met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter overweegt dat volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:10797) de bevoegdheid van de ambtenaar het uitgangspunt is. Dit is slechts anders indien wat wordt aangevoerd gerede twijfel doet ontstaan omtrent de bevoegdheid van de ambtenaar. De enkele betwisting van de bevoegdheid, dan wel het in meer algemene zin aan de orde stellen daarvan door het stellen van vragen of het doen van suggesties, is daarvoor onvoldoende. Datzelfde geldt indien slechts wordt gesteld dat bepaalde stukken die betrekking hebben op de bevoegdheid van de ambtenaar niet worden overhandigd.
Wat betrokkene heeft aangevoerd geeft de kantonrechter onvoldoende reden om aan de bevoegdheid van de verbalisant te twijfelen.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934). De kantonrechter ziet daarnaast in wat betrokkene heeft aangevoerd aanleiding om de boete verder te matigen. Daarbij is van belang dat beroep bij de kantonrechter niet nodig was geweest indien betrokkene gehoord was. De boete zal worden gematigd met 50% tot € 50,00 inclusief € 9,00 administratiekosten.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 50,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 50,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: