In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, zoals aangegeven door bord E1, op de Stenenbeer te Vlissingen op 1 december 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht, maar dat er sprake is van een schending van de hoorplicht. Dit heeft geleid tot de gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep. De kantonrechter heeft de boete gematigd met 50%, waardoor het bedrag is vastgesteld op € 50,00, inclusief € 9,00 aan administratiekosten. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting.