ECLI:NL:RBZWB:2024:8540

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
11029983 _ MB VERZ 24-258
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd omdat betrokkene als bromfietser niet de rijbaan had gebruikt, terwijl er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig was. Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij op een onverplicht fietspad reed en dat er geen verbod was op het gebruik van dit pad met een bromfiets. Hij stelde dat de wet geen juridische basis bood voor de opgelegde boete.

De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. De kantonrechter wees erop dat de wet bepaalt dat bromfietsers de rijbaan of het fiets/bromfietspad moeten gebruiken en dat er geen mogelijkheid is voor bromfietsers om een onverplicht fietspad te gebruiken. Hierdoor kon het beroep inhoudelijk geen doel treffen en was de boete terecht opgelegd.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de vernietiging van de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de structurele schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gegrond verklaard en de inleidende beschikking werd gewijzigd, waardoor het boetebedrag werd vastgesteld op € 75,- plus € 9,- administratiekosten. Betrokkene kreeg ook het te veel betaalde bedrag van € 25,- terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 11029983 \ MB VERZ 24-258
CJIB-nummer: 8062 5422 5463 1066
uitspraakdatum: 15 november 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 november 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. Z. Fluitsma (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bromfietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig is (bord G12a) te Oost-Souburg op 6 december 2022.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij met zijn bromfiets op een onverplicht fietspad reed. Betrokkene stelt dat er geen verbod is op het gebruik maken van een onverplicht fietspad met een bromfiets. Volgens betrokkene ontbreekt om deze reden een wettelijke basis voor de boete.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat artikel 5 lid 1 RVV het begrip snorfiets noemt. Betrokkene reed op een bromfiets en stelt dat het begrip bromfiets in de RVV niet wordt gedefinieerd. Ook noemt artikel 6 lid 1 RVV niet of het om een verplicht of onverplicht fietspad gaat. Daarnaast stelt betrokkene dat er geen rijbaan was waar hij op kon rijden. Er is geen juridische basis voor deze sanctie.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Bromfietsers mogen de rijbaan of het fiets/bromfietspad gebruiken. Op een onverplicht pad mogen alleen bromfietsers met uitgeschakelde motor gebruik maken van het pad. Betrokkene reed met zijn motor aan. Hij had een andere route moeten kiezen. Dat artikel 6 lid 1 RVV geen onderscheid maakt tussen een verplicht of onverplicht fiets/bromfietspad maakt geen verschil, betrokkene had daar niet mogen rijden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. In artikel 6 RVV is gebiedend bepaald dat bromfietsers gebruik maken van het fiets/bromfietspad - aangeduid met het bord G12a - en de rijbaan gebruiken indien een fiets/bromfietspad ontbreekt. Voor de bromfietser is in artikel 6 RVV niet tevens de mogelijkheid van het gebruik maken van het onverplichte of verplichte fietspad als wel genoemd in lid 3 van artikel 5 RVV, opgenomen. Om die reden kan het beroep inhoudelijk geen doel treffen.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in € 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, op 20 november 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: