ECLI:NL:RBZWB:2024:8466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
11391154 VV EXPL 24-66
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Bosters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming en huurachterstand met ambtshalve toetsing van huurvoorwaarden

In deze zaak heeft Stichting Zeeuwland, een professionele verhuurder, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die als consument-huurder een woning huurt. De gedaagde is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden van Stichting Zeeuwland getoetst op oneerlijke bedingen, zoals bepaald in de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bepalingen in de algemene huurvoorwaarden, zoals de boetebepaling en de regeling voor buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk zijn en daarom vernietigd moeten worden. De kantonrechter heeft de vordering van Stichting Zeeuwland tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand toegewezen, maar de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen. De gedaagde is veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, evenals de proceskosten van Stichting Zeeuwland.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11391154 \ VV EXPL 24-66
Vonnis in kort geding van 12 december 2024
in de zaak van
STICHTING ZEEUWLAND,
te Zierikzee,
eisende partij,
hierna te noemen: Stichting Zeeuwland,
gemachtigde: mr. S.J. Houweling, Janssen & Janssen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Stichting Zeeuwland heeft bij dagvaarding van 14 november 2024 [gedaagde] gedagvaard om op 28 november 2024 op de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.2.
Op 28 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt en mr. S.J. Houweling spreekaantekeningen heeft overgelegd. Namens Stichting Zeeuwland was [naam], medewerker van de stichting, aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen tijdens de behandeling. Tegen hem is verstek verleend.
1.3.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.Gronden van de beslissing

Ambtshalve toetsing
2.1.
De kantonrechter overweegt dat Stichting Zeeuwland een professionele verhuurder is. [gedaagde] heeft als consument-huurder een woonruimte van Stichting Zeeuwland gehuurd. Op zo’n overeenkomst zijn consument-beschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen; uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) beoordelen of in de huurovereenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bedingen (artikelen) zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van de consument in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13/EEG). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.2.
De kantonrechter moet beoordelen of bedingen in een overeenkomst, zonder afzonderlijke onderhandeling, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen de consument oneerlijk verstoren. Zo ja, dan moeten deze bedingen worden vernietigd, zodat de consument wordt beschermd tegen oneerlijke ‘kleine lettertjes’. Het maakt daarbij niet uit of de eisende partij zich in de praktijk alleen beroept op wettelijke bepalingen; ambtshalve toetsing blijft verplicht. Indien een beding oneerlijk blijkt, moet de bijbehorende vordering worden afgewezen, ongeacht of het gaat om de hoofdsom, incassokosten, of rente.
2.3.
In artikel 4 lid 3 en lid 5 van de algemene huurvoorwaarden die Stichting Zeeuwland hanteert staat het volgende vermeld:
“3. Indien de huurder tekortschiet in de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op de huurder rust en daardoor door de verhuurster gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de huurder.
5. De ingevolge dit artikel door de huurder aan de verhuurster te betalen buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd op het moment dat de verhuurster haar vordering op de huurder ter incasso uit handen geeft met inachtneming van artikel 6:96 lid 2 t/m 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,- verschuldigd zal zijn, vermeerderd met het alsdan geldend B.T.W.-percentage, van de ter incasso uit handen gegeven vordering en vermeerderd met de wettelijke rente.”
2.4.
In artikel 20 lid 1 van voornoemde algemene huurvoorwaarden staat het volgende vermeld:
“1. Indien de huurder zich, na door de verhuurster behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, niet houdt aan de in deze huurovereenkomst opgenomen voorschriften, verbeurt de huurder aan de verhuurster, voor zover geen specifieke boete is overeengekomen, een direct opeisbare boete van € 25,- per kalenderdag dat de huurder in verzuim is met een maximum van € 15.000,-. Verschuldigde boetes op grond van deze algemene huurvoorwaarden laten onverlet het recht van de verhuurster op volledige schadevergoeding, voor zover de geleden schade de verbeurde boete overtreft.”
2.5.
De kantonrechter ziet aanleiding om eerst artikel 20 lid 1 te toetsen. Dit artikel bepaalt dat de huurder bij iedere tekortkoming een boete van € 25,00 per dag verschuldigd is. Volgens Stichting Zeeuwland ziet dit met name op tekortkomingen zoals onderhuur en het kweken van hennep. De kantonrechter wijst erop dat voor onderhuur een boetebepaling is opgenomen in artikel 11, en voor hennepteelt een boetebepaling in artikel 9. Op basis van artikel 20 lid 1 zou Stichting Zeeuwland echter ook een boete kunnen opleggen bij niet-tijdige huurbetaling, terwijl de huurder volgens de wettelijke regeling in dat geval uitsluitend wettelijke rente verschuldigd is. Dit leidt tot een verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen uit de huurovereenkomst, in het nadeel van [gedaagde]. Daarom wordt dit beding aangemerkt als oneerlijk.
2.6.
De kantonrechter is verder van oordeel dat ook artikel 4 lid 3 van de algemene bepalingen oneerlijk is, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van een arrest van de Hoge Raad is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk (HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4). Stichting Zeeuwland heeft op grond van deze voorwaarde namelijk de vrije hand in het ongelimiteerd in rekening brengen van een bedrag aan kosten, waaronder ook incassokosten. De bedongen kosten zijn niet gespecificeerd. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat [gedaagde] op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW. De voorwaarde heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan [gedaagde] op grond van artikel 6:96 BW in samenhang met het Besluit vergoeding voor incassokosten in rekening mag worden gebracht.
2.7.
Artikel 4 lid 3 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover Stichting Zeeuwland op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de kantonrechter op grond van de artikelen 237 en 242 Rv ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.8.
Het incassobeding in artikel 4 lid 5, van de algemene voorwaarden verwijst naar de (deels) dwingendrechtelijke regeling in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf is dit dan ook geen oneerlijk beding. In combinatie met artikel 4 lid 3 en het boetebeding in artikel 20 lid 1 is het incassobeding wel oneerlijk. Op grond van artikel 4 lid 3 kunnen namelijk alle kosten, in en buiten rechte, op de consument/huurder worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door [gedaagde] maatregelen moeten worden genomen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan.
2.9.
De conclusie van het voorgaande is dat artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 5 en artikel 20 lid 1 als oneerlijke worden beschouwd. De kantonrechter vernietigt voornoemde artikelen.
Inhoudelijk
2.10.
Stichting Zeeuwland heeft, op de in de dagvaarding uiteengezette gronden die als herhaald en ingelast worden beschouwd, gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning aan de [adres] te [plaats]. Daarnaast vordert zij betaling van de huurachterstand zoals gespecificeerd in de dagvaarding, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Tijdens de zitting heeft Stichting Zeeuwland haar vordering tot betaling van wettelijke rente over de gevorderde huurachterstand ingetrokken, waardoor een gevorderd bedrag van € (€ 2333,80 minus € 39,93=) € 2.293,87 resteert
2.11.
De gevorderde huurachterstand, alsook de gevorderde ontruiming komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.
2.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 385,59 worden afgewezen. Omdat sprake is van onredelijk bezwarende bedingen, is terugvallen op de wettelijke regeling niet toegestaan (HvJ EU 27 januari 2021, C-229/19 en C-289/19, ECLI:EU:2021:C:68). Dit betekent dat een bedrag aan huurachterstand van (€ 2.293,87 minus € 385,59=) € 1.908,28 wordt toegewezen.
2.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Zeeuwland worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.278,39

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [plaats] te verlaten en ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Stichting Zeeuwland zijn, en de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort af te geven aan Stichting Zeeuwland,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Stichting Zeeuwland:
a. a) € 1.908,28 aan achterstallige huur tot en met 30 november 2024,
b) € 583,45 per maand vanaf 30 november 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Zeeuwland begroot op € 1.278,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024.