Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Feiten en geschil
€ 29.709
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2015 beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2024, waarbij belanghebbende en zijn partner aanwezig waren, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. De belanghebbende had driemaal aangifte gedaan en claimde aftrek voor zorgkosten, inkomensvoorzieningen en giften. De inspecteur had de aanslag opgelegd, waarbij slechts een deel van de zorgkosten werd geaccepteerd.
De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de geclaimde aftrekken. De inspecteur had de aftrek van zorgkosten en inkomensvoorzieningen grotendeels afgewezen, en de rechtbank bevestigt dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en niet vergoed zijn door de verzekering. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende de last heeft om bewijs te leveren en dat hij dit niet op een geordende manier heeft gedaan.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat de aanslag en belastingrentebeschikking niet worden verminderd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.