ECLI:NL:RBZWB:2024:8412

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
23/9163
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aftrek specifieke zorgkosten in het kader van de inkomstenbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2024, werd het beroep van belanghebbende gegrond verklaard met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2016. De rechtbank beoordeelde de door belanghebbende geclaimde aftrekken voor zorgkosten en giften. Belanghebbende had driemaal aangifte gedaan en in de laatste aangifte zorgkosten en giften opgevoerd. De inspecteur had een aanslag opgelegd, maar verklaarde later het bezwaar gegrond en accepteerde een deel van de zorgkosten. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende de last had om aannemelijk te maken dat de geclaimde bedragen aftrekbaar waren. Dit betrof onder andere zorgkosten die niet vergoed waren door de verzekering en giften aan algemeen nut beogende instellingen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de aftrek voor zorgkosten moest verhogen met een bedrag van € 500, waardoor het belastbaar inkomen uit werk en woning werd verminderd tot € 17.339. Tevens werd de belastingrente dienovereenkomstig verlaagd. De rechtbank veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/9163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende betreffende de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premieheffing (IB/PVV) voor het jaar 2016 en de daarbij vastgestelde belastingrente
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, tezamen met de zaak met rolnummer 23/9164. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en haar [partner] en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2] .

Feiten en geschil

2. Belanghebbende heeft driemaal een aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 ingediend. In de laatste aangifte heeft zij aftrek persoonsgebonden aftrek geclaimd voor zorgkosten en giften. In de aangifte is het wereldinkomen als volgt berekend:
Inkomen uit werk en woning (box 1)
€ 17.839
Inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
€ 9.091
Zorgkosten
Medicijnen
€ 93
Hulpmiddelen
€ 1.307
Vervoer
€ 3.749
Dieet
€ 2.200
Kleding/beddengoed
€ 1.050
Genees-/heelkundige hulp
€ 1.616
Extra gezinshulp
€ 15.281
€ 25.296
Drempel
- € 1.183
Aftrek
- € 24.113
Giften
IVN
€ 172
Natuurmonumenten
€ 190
Gaia
€ 448
Greenpeace
€ 23
Artsen zonder grenzen
€ 36
WordChild
€ 50
Unicef
€ 50
€ 969
Drempel
- € 492
Aftrek
- € 477
Verzamelinkomen
€ 2.340
2.1.
De inspecteur heeft een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit box 1 van € 17.839 en een inkomen uit box 3 van € 9.091. Daarbij is € 717 belastingrente in rekening gebracht.
2.2.
De inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard. Hij heeft alsnog aftrek zorgkosten geaccepteerd tot een bedrag van € 1.542 (zorgkosten € 142, dieetkosten € 1.100 en kleding/beddengoed € 300) min de drempel van € 1.183 of € 359. De aanslag en de belastingrente zijn verminderd.
2.2.1.
De geaccepteerde zorgkosten zijn hulpmiddelen, te weten € 142 voor batterijen voor een trilschijf en verzekering van een CI-implantaat in verband met de slechthorendheid van belanghebbende.
2.2.2.
Aan de partner zijn 5 diëten voorgeschreven. De codes, omschrijving en voor aftrek in aanmerking komende extra kosten als bedoeld in artikel 37 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 voor het jaar 2016 (hierna: URIB) zijn:
35
Energieverrijkt t.a.v. ziektebeeld oncologie € 700
36
Koemelkeiwitvrij t.a.v. overige ziektebeelden € 300
20
Energieverrijkt t.a.v. ziektebeeld maag-lever en darmziekten € 700
42
Koemelkeiwitvrij in combinatie met soja-eiwitvrij t.a.v. overige ziektebeelden € 350
43
Koemelkeiwitvrij in combinatie met soja-eiwitvrij en kippen-eiwitvrij t.a.v.
overige ziektebeelden € 400
2.2.3.
De inspecteur heeft de aftrek beperkt tot € 700 voor de energieverrijkte oncologiediëten en € 400 voor de diëten voor overige ziektebeelden, dus totaal € 1.100.
2.2.4.
De extra kosten van kleding en beddengoed zijn beperkt tot het in artikel 38 URIB genoemde bedrag van € 300. Ter zitting is komen vast te staan dat deze aftrek verdubbeld moet worden tot € 600.
2.3.
Belanghebbende stelt dat de inspecteur moet bewijzen dat de in aftrek gebrachte bedragen onjuist zijn en dat zij in dat bewijs niet is geslaagd. De aftrekposten in de aangifte zijn juist, maar de dieetkosten zijn te laag aangegeven: die moeten € 3.400 zijn (darmdieet € 900, energieverrijkt dieet € 900, voedselintolerantie € 1.100 en lactose € 200). De in aftrek gebrachte giften voor Gaia, natuurmonumenten en de vrijwilligerskrant hebben betrekking op door de partner van belanghebbende als vrijwilliger verrichte werkzaamheden die niet zijn vergoed.
2.4.
De inspecteur stelt dat de bewijslast op belanghebbende rust en dat belanghebbende de juistheid van de in de aangifte opgevoerde persoonsgebonden aftrek niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft in het verweerschrift ten aanzien van elk in de aanslag niet geaccepteerd bedrag beargumenteerd waarom het niet aftrekbaar is.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op belanghebbende, die persoonsgebonden aftrek claimt, rust de last om aannemelijk te maken dat de bedragen waarvoor zij aftrek claimt aftrekbaar zijn.
Voor aftrek van zorgkosten moet zij daarom aannemelijk maken dat die bedragen (i) betrekking hebben op in de wet (artikel 6.17 Wet IB 2001) genoemde zorgkosten (ii) door haar of haar partner zijn betaald en op hen drukken, dat wil zeggen dat de kosten niet vergoed (kunnen) worden door de verzekering en (iii) niet onder het eigen risico vallen, omdat voor kosten die onder het eigen risico vallen aftrek is uitgesloten.
Voor aftrek van giften moet zij aannemelijk maken dat die giften zijn gedaan aan een algemeen nut beogende instelling (anbi). Voor zover sprake is van vrijwilligerswerk kan alleen aftrek worden verleend vanwege het afzien van een vrijwilligersvergoeding indien de anbi verklaart dat belanghebbende aanspraak kan maken op een vrijwilligersvergoeding en de anbi bereid en in staat is die vergoeding uit te keren. [1]
3.1.
Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een usb-stick overgelegd met daarop kopieën van bonnetjes en betaalbewijzen zonder dat bij al die stukken was vermeld bij welke aftrekpost ze behoren. Het moet de rechtbank van het hart dat belanghebbende het daarmee voor de inspecteur en rechtbank wel erg moeilijk heeft gemaakt om de juistheid van de aftrekposten te controleren. Van belanghebbende mag naar het oordeel van de rechtbank worden verwacht dat zij het bewijs in geordende en begrijpelijke vorm verschaft.
Zorgkosten
Vervoer
3.2.
De inspecteur heeft geen kosten van vervoer geaccepteerd omdat belanghebbende geen auto heeft en de opgevoerde kosten van vervoer naar ziekenhuizen, artsen, audioloog en podoloog niet aannemelijk gemaakt acht. Belanghebbende heeft een overzicht overgelegd van reiskosten dat uitkomt op een totaalbedrag aan kosten van € 2.031 en aftrek van € 2.181 (kennelijk door afronding).
3.2.1.
Tot de door belanghebbende opgevoerde reiskosten behoren onder meer de reiskosten voor training van [dochter] , hydrotherapie van de partner, een contactdag in Houten en een lotgenotenbijeenkomst in Utrecht. De rechtbank acht niet aannemelijk dat dat behandelingen waren door een arts of onder toezicht van een arts. De kosten daarvan kunnen dan niet worden aangemerkt als kosten wegens ziekte of invaliditeit en de vervoerskosten evenmin.
3.2.2.
Uit het overzicht blijkt overigens niet hoe belanghebbende de reiskosten heeft berekend en ter zitting is daar ook geen duidelijkheid over gekomen. Uit het overzicht blijkt wel dat gerekend wordt met € 1 à € 2 per kilometer. Artikel 6.17, zesde lid, Wet IB 2001 bepaalt dat voor vervoer aftrekbaar is (a) bij reizen per auto anders dan per taxi € 0,21 per kilometer en (b) bij reizen op andere wijze de werkelijke kosten. Belanghebbende heeft gesteld dat zij voor het vervoer soms de auto van de buren leent maar dat ze meestal met openbaar vervoer reist. Ter zitting is niet komen vast te staan welke reizen belanghebbende op welke data heeft gemaakt en ook niet hoe zij die reizen heeft gemaakt (met openbaar vervoer of een geleende auto). Wel is aannemelijk dat zij en haar partner zijn gereisd naar het ziekenhuis in Maastricht en Heerlen, de huisarts, de homeopatisch arts, de tandarts en de audicien, maar over de frequentie daarvan is geen duidelijkheid omdat belanghebbende geen afsprakenkaarten heeft overgelegd. Het zijn wel reizen in verband met ziekte en daarom behoren de daarvoor gemaakte reiskosten tot de (aftrekbare) zorgkosten. Omdat de hoogte van die kosten niet duidelijk is, zal de rechtbank ze in redelijkheid schatten op € 200.
Dieet
3.3.
Artikel 37, lid 3, Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst 2016) beperkt de aftrek van extra dieetkosten, genoemd in het eerste lid, voor (a) eenzelfde dieettypering die meerdere keren in aanmerking zou komen tot éénmaal het bedrag behorende bij die dieettypering; (b) verschillende dieettyperingen die in aanmerking zouden komen bij eenzelfde ziektebeeld en aandoening tot elk van de bij die dieettyperingen behorende bedragen; en (c) deels overeenkomende dieettyperingen bij eenzelfde ziektebeeld en aandoening, tot alleen het hoogste van de voor het van toepassing zijnde ziektebeeld en aandoening geldende bedragen.
3.3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de diëten met de nummers 35 en 20 betrekking op eenzelfde dieettypering, en zijn de diëten met de nummers 36, 42 en 43 deels overeenkomend terwijl zij kennelijk betrekking hebben op hetzelfde ziektebeeld (lactose-intolerantie). De inspecteur heeft dus terecht de aftrek voor de diëten 35 en 20 beperkt tot
€ 700 en voor de diëten met de nummers 36, 42 en 43 tot € 400. Dat naast de in 2.2.2 vermelde diëten ook rekening gehouden moet worden met een dieet wegens darmproblemen is niet aannemelijk gemaakt, reeds omdat de door de huisarts gegeven dieetverklaring daar niet over rept.
Medicijnen
3.4.
Tot de stukken behoren verder overzichten van de ziektekostenverzekering van de [dochter] die in [plaats 2] woonde. Daaruit blijkt dat de dochter kosten heeft gemaakt die niet door de verzekering zijn vergoed en ook niet onder het eigen risico vielen. Tevens heeft belanghebbende aftrek geclaimd van medicijnen voor haar en haar partner.
3.4.1.
Voor de medicijnen heeft de inspecteur aftrek niet toegestaan omdat niet duidelijk is of het ging om medicijnen/farmaceutische hulpmiddelen die zijn voorgeschreven door een arts. Belanghebbende heeft daarover ook geen duidelijkheid verschaft, onder meer doordat zij de omschrijving van de medicijnen op de facturen onleesbaar heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende het recht op aftrek voor deze kosten niet aannemelijk heeft gemaakt.
Zorgkosten dochter
3.5.
Belanghebbende heeft de volgende kosten van de dochter opgevoerd:
Soort zorg
Datum
Bedrag
Tandarts
19-02-2016
€ 25,94
Alternatieve genezer
21-04-2016
€ 42,50
Tandarts
07-09-2016
€ 5,02
Tandarts
21-09-2016
€ 32,38
Tandarts
04-11-2016
€ 9,25
€ 115,09
3.5.1.
De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat dit geen kosten zijn wegens ziekte. Dat geldt ook voor de kosten van de alternatieve genezer omdat de verzekering daarvan een deel heeft betaald.
3.5.2.
Uit het overzicht blijkt dat de verzekering deze bedragen heeft voorgeschoten en dat de dochter ze aan de verzekering moest terugbetalen. Volgens belanghebbende heeft zij die kosten betaald omdat de dochter studeerde en geen inkomsten had. Enig bewijs is daarvan echter niet overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de enkele mededeling door belanghebbende onvoldoende bewijs is van die betaling. Zij acht daarom niet aannemelijk gemaakt dat die bedragen door belanghebbende zijn betaald. Daarom behoort dit bedrag van € 115,09 niet tot de aftrekbare zorgkosten.
Hulpmiddelen
3.6.
De hulpmiddelen waarvoor aftrek niet is geaccepteerd hebben betrekking op rekeningen van de audicien ( [bedrijf 1] ) en schoenen ( [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ). Van de rekeningen van de audicien ontbreken betaalbewijzen en er is ook geen bewijs dat de verzekering die bedragen niet heeft vergoed. Datzelfde geldt voor de schoenen. Voor de schoenen geldt bovendien dat de kosten daarvan alleen aftrekbaar zijn als het gaat om schoenen die niet door gezonde mensen gedragen worden. Er is echter geen enkel bewijs dat het hier om aangepaste schoenen gaat. Al met al is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze voor hulpmiddelen opgevoerde kosten aftrekbaar zijn.
Extra gezinshulp
3.7.
Van het bedrag ad € 16.265 dat belanghebbende heeft opgevoerd als kosten voor extra gezinshulp is ter zitting komen vast te staan dat het hier de kosten van begeleiding van de dochter betreft. Zoals in 3.2.1. is overwogen zijn de daarvoor gemaakt kosten niet aftrekbaar.
Conclusie
3.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de aftrekbare zorgkosten moeten worden verhoogd met € 300 (zie 2.2.4) en € 200 (zie 3.2.2).
Giften
3.9.
Belanghebbende heeft een overzicht overgelegd van de in 2016 gedane giften, uitkomend op een bedrag van € 185,50 (Natuurmonumenten, SOS kinderdorpen, Unicef, Artsen zonder grenzen, Zonnebloem en de kerk). Daarnaast claimt zij aftrek voor werkzaamheden voor de instellingen IVN, Natuurmonumenten en Gaia. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij of haar partner recht zou hebben op een vrijwilligersvergoeding voor die werkzaamheden van die instellingen en evenmin dat zij kosten heeft gemaakt die door die instellingen vergoed zouden moeten worden. Daarom bestaat er geen recht op enige aftrek in verband met de werkzaamheden voor IVN, Natuurmonumenten en Gaia. De andere giften blijven onder de drempel voor aftrek van € 519.

Conclusie

4. Het beroep is gegrond omdat de aftrek zorgkosten hoger wordt. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt verminderd met € 500 tot € 17.339. De in rekening gebrachte belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd.
4.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. De rechtbank ook aanleiding voor een vergoeding van de reiskosten van belanghebbende en haar partner. Op basis van het in het beroepschrift vermelde woonadres, zal de rechtbank een reiskostenvergoeding van € 110,64 [2] toekennen. Gesteld nog gebleken is dat belanghebbende andere kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond,
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar,
  • vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.339 met handhaving van de overige elementen van de aanslag,
  • vermindert de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig,
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende van € 110,64,
  • gelast de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier op 9 december 2024. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 6.36 Wet IB 2001.
2.De prijs van een enkele reis met het openbaar vervoer (tweede klasse) van het Voorterhof 21 te Landgraaf naar het centraal station van Breda bedraagt € 27,66.
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.