ECLI:NL:RBZWB:2024:8309
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzuimboete wegens niet-tijdig indienen opgaaf ICP; beroep op avas
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 maart 2023. De inspecteur heeft over het tijdvak van 1 juli 2022 tot en met 30 september 2022 aan belanghebbende een verzuimboete van € 137 opgelegd wegens het niet-tijdig indienen van de opgaaf van intracommunautaire prestaties (opgaaf ICP). De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de verzuimboete ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig waren. De rechtbank heeft meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen, maar deze termijn niet gehaald en partijen later bericht dat de uitspraak zes weken later zou volgen.
De rechtbank beoordeelt of de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende, ondernemer voor de omzetbelasting, heeft de opgaaf ICP over het derde kwartaal van 2022 niet tijdig ingediend. De inspecteur heeft hem verzocht om de opgaaf ICP in te dienen, maar omdat dit niet is gebeurd, is de verzuimboete opgelegd. Belanghebbende betwist de ontvangst van de herinneringsbrief, maar de rechtbank oordeelt dat deze stelling te laat is ingebracht en daarom niet in behandeling wordt genomen.
De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig indienen van de opgaaf ICP voor rekening van belanghebbende komt, ook al heeft hij zijn administratie uitbesteed aan een gemachtigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de verzuimboete in stand blijft en belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.