ECLI:NL:RBZWB:2024:8193
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding en schadevergoeding na intrekking van beroep tegen aanslag gemeentelijke heffingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2024, wordt het verzoek van verzoekster beoordeeld om de invorderingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van proceskosten en/of schade. Verzoekster had eerder haar beroep ingetrokken tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar, die op 31 maart 2023 had geoordeeld dat de aanmaningskosten terecht waren opgelegd. De invorderingsambtenaar had op 22 oktober 2024 meegedeeld dat de aanslag gemeentelijke heffingen 2022 inclusief de invorderingskosten oninbaar was verklaard, wat leidde tot de intrekking van het beroep door verzoekster. De rechtbank heeft de invorderingsambtenaar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om vergoeding, maar deze zag geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of schadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat verzoekster veel stress en spanning ervaart door persoonlijke omstandigheden, maar dat dit niet leidt tot een toewijzing van het verzoek. De rechtbank legt uit dat de beoordeling van verzoeken om proceskostenvergoeding en schadevergoeding aan juridische uitgangspunten is gebonden. Verzoekster vraagt een financiële tegemoetkoming van € 2.100 ter compensatie van de ondervonden stress en tijdsinvestering, die zij schat op 170 uur over de periode van 2022 tot en met 2024. De rechtbank concludeert dat de invorderingsambtenaar niet aan verzoekster is tegemoetgekomen, omdat de aanmaningskosten terecht waren opgelegd en het oninbaar verklaren van de aanslag geen tegemoetkoming inhoudt.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de mogelijkheid van schadevergoeding op basis van onrechtmatige besluiten. De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit, aangezien de aanmaningskosten terecht waren opgelegd. Ook het verzoek om schadevergoeding wegens de lange duur van de procedure wordt afgewezen, omdat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank wijst zowel het verzoek om proceskostenvergoeding als het verzoek om schadevergoeding af.