ECLI:NL:RBZWB:2024:8191

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/10960
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om teruggaaf van energiebelasting voor het jaar 2017

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. Eiser had op 27 december 2022 een verzoek ingediend om teruggaaf van energiebelasting voor het jaar 2017, gebaseerd op de teruggaafregeling in het Beleidsbesluit Belastingen op milieugrondslag. De inspecteur verklaarde het bezwaar van eiser op 6 oktober 2023 niet-ontvankelijk, omdat eiser niet kwalificeerde als belanghebbende volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen en er geen procesbelang was. In beroep stelde de inspecteur dat er geen bezwaar en beroep openstond tegen de beslissing op het verzoek.

De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een gesloten stelsel van rechtsbescherming in het belastingrecht, wat betekent dat alleen bezwaar en beroep mogelijk zijn tegen voor bezwaar vatbare beschikkingen. De rechtbank concludeert dat de beslissing van de inspecteur op het verzoek om teruggaaf geen voor bezwaar vatbare beschikking is, maar een ambtshalve genomen besluit op basis van begunstigd beleid. Hierdoor kan er geen bezwaar of beroep worden ingesteld tegen de afwijzing van het verzoek. De rechtbank bevestigt dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, zij het om een andere reden dan in de uitspraak op bezwaar is vermeld. Het beroep van eiser wordt kennelijk ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/10960

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. I.E.F.M. Delahaije),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 oktober 2023, betreffende het verzoek om een teruggaaf van energiebelasting voor het jaar 2017.
1.1.
Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Met dagtekening 27 december 2022 heeft eiser verzocht om een teruggaaf van energiebelasting voor het jaar 2017. Eiser beroept zich op de teruggaafregeling, zoals opgenomen in paragraaf 4.5 van het Beleidsbesluit Belastingen op milieugrondslag (het Besluit). [1] Op basis daarvan wordt op verzoek teruggaaf van energiebelasting verleend in gevallen waarin achter één elektriciteitsaansluiting meerdere onroerende zaken zijn aangesloten. Eiser heeft de brief van de inspecteur van 25 januari 2023 opgevat als een afwijzing van dit verzoek, waartegen hij bij brief van 6 maart 2023 bezwaar heeft gemaakt.
2.1.
In de uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2023 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser niet kwalificeert als belanghebbende in de zin van artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) én wegens het ontbreken van procesbelang.
2.2.
In beroep heeft de inspecteur aanvullend het standpunt ingenomen dat geen bezwaar en beroep openstaat tegen de beslissing op het verzoek. De rechtbank zal eerst beoordelen of inderdaad sprake is van een besluit waartegen geen bezwaar openstaat en of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. [2]
2.3.
In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsbescherming. Dit stelsel houdt in dat alleen bezwaar en beroep mogelijk is indien – voor zover hier van belang – sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking. [3] Een beschikking is voor bezwaar vatbaar als deze beschikking in een belastingwet als zodanig wordt aangemerkt. Dit gesloten stelsel van rechtsbescherming kan meebrengen dat tegen een besluit geen bezwaar bij de inspecteur en beroep bij de belastingrechter mogelijk is; wel kan een geschil daarover aan de burgerlijke rechter worden voorgelegd. [4]
2.4.
Op grond van artikel 91, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) beslist de inspecteur op de in dat artikellid genoemde verzoeken bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Noch in artikel 91, eerste lid, van de Wbm, noch in het Besluit is bepaald dat de inspecteur bij een voor bezwaar vatbare beschikking beslist op een verzoek om teruggaaf van energiebelasting in gevallen waarin achter één elektriciteitsaansluiting meerdere onroerende zaken zijn aangesloten. Naar het oordeel van de rechtbank is een beslissing op een dergelijk verzoek geen voor bezwaar vatbare beschikking, maar een ambtshalve genomen besluit op basis van begunstigd beleid. Hieruit volgt dat er geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld tegen de afwijzing van het door eiser ingediende verzoek.
2.5.
Gelet op het voorgaande heeft de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, zij het om een andere reden dan de inspecteur in de uitspraak op bezwaar heeft vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van I. Ben Avi, griffier, op 29 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Stcrt. 2023, 32824. De teruggaafregeling is inhoudelijk ongewijzigd gebleven ten opzichte van de versies van het beleidsbesluit die vanaf 2017 van kracht waren.
2.Vgl. Hoge Raad 13 april 2019, ECLI:NL:HR:2018:505, r.o. 2.6.1.
3.Dit volgt uit artikel 26 van de AWR in samenhang met artikel 7:1 van de Awb.
4.Vgl. Hoge Raad 13 april 2019, ECLI:NL:HR:2018:505.